water, met een kalme blauwendige vlakte daarachter; rond den tienen-half, geen windje en woei, alles was stil, half-donker, de sterren pinkelden lijk met een traantje in hun oogen, en de zilvere mane wipte en duikelde in 't water! Eva's name klonk als de zang van een nachtegaal in den nacht... en Eva luisterde, en loeg, ze nam heur name Goddank goed op, en 't vraagstuk was opgelost!... voor Adam toch! Maar hoeveel Adams zijn er nog geweest sedertdien? Geen een meer! En wie kan er altijd wachten tot Nieuwjaaravond (die nu ten anderen niet meer in den zomer en komt) om te zingen en te zeggen: ‘Hoe gaan we ons kindeken heeten?’ Zoo weinig! Daarbij de vrage blijft: hoe zouden ze hun kindeken heeten?
Welnu: dat nieuwtje van dien franschen almanak had eens moeten meêslaan! Het blijkt: drie vierden van de menschen en gingen alzoo geen name vinden die aanstond. En ziet eens welke wreê dingen voor gevolgen. Geen name, geen naamdag; en geen naamdag, geen besteeksels!.... 't Was de dood van veel winkels! dan, geen name, geen fame, en ook dus geen krediet meer! verder, geen name, geen dichterlijk geswatel meer, wat een verlies voor veel koppels van duiven! Wat een ongemak voor de liefde! Een nieuw beletsel voor 't huwelijk! En vele min huisgezinnen! 'k En overdrijve niet! hoegenaamd niet! 't Is ergerlijk voor die alles eens ernstig overwegen wilt!
Maar 't ergste blijft nog altijd, voor de huisgezinnen en gemeenzaamheden die al bestaan, dat zonder naam en naamdag het kooltje vier uit den heerd weg zou zijn.... te weten tegen dat 't winter wordt.
Gelukkiglijk is 't grootste gevaar verdwenen sedert dat de Fransche Omwentelinge bevonden heeft dat de heiligen nog tot iets dienen!
Maar dat gevaar en is niet heelemaal weg! Komt! Waarom b.v. de naamdagen van ons volk, ‘met den geur daarom der wigwams’, bevochten of in den diepen geholpen? Ons Vlaamsche volk heet Christen, en zijn naamdagen zijn Paschen en Sinksen, en Kerstdag enz...