Mengelmaren
Albrecht Rodenbach, zijn leven en zijn werk, door Dr Leo Van Puyvelde. L.J. Veen, Amsterdam.
Een boek dat boeit. Belangwekkend van inhoud en pakkend van trant, zaakrijk en oprecht. Voornamelijk het eerste deel, waar de studentenbeweging, door den jeugdigen Albrecht Rodenbach bezield, kiemend en bortelend ons voor oogen gesteld wordt en verder groeiend en bloeiend, grijpt den lezer en sleept hem willens nillens mede. De schrijver leeft met Rodenbach, vreest en hoopt met hem, met hem zingt en juicht. En zoo doende doet hij wel. Voor hem immers die geen Vlaming is met hert en ziel beteekent die jeugdige drift ook niets, met gansch haar woelig pogen en trachten tot de herwording van Vlaanderen. In zulkdanig onderwerp onverschilligheid baart partijdigheid.
Verders, wanneer hij den geleider van het Vlaamsch-herwordend knapenschap als dichter beschouwt en beoordeelt, als plastischen natuurdichter, als blakende zanger, als machtigen dramaschepper dan redeneert hij vaster, gaat stap voor stap vooruit, keurt goed en af, stelt gezonde dichtbeginsels voor over rhythme en bezieling, over dramatische toestanden en botsingen, over zielkundig driftenspel en uiting. Nog eens zóó is het wel opgevat en het mocht niet anders.
Zulk werk is degelijk en deugdelijk: het doet ons Vlaanderen grooter achten, de Vlaamsche mannen eerbiedigen en in 't bijzonder den dwependen jongeling, den kloeken aanleider, den denker en den dichter Albrecht Rodenbach bewonderen en beminnen.
A.D.M.