Constant Eeckels. Kruisbloemen.
Bij niemand beter dan bij den oostenrijkschen dichter Franz Eichert kan de Vlaming Constant Eeckels vergeleken worden. Na het overzicht dat Gabriël Verborght verleden jaar in Dietsche Warande en Belfort van het werk van Eichert gaf en na eigen lezing van zijn poëzie, wil ik beide namen als onwillekeurig saamstrengelen. De lofwoorden die de Würzburger Stadt und Landbote in 1900 toezwaaide aan Eichert wou ik ook op Eeckels aldus toepassen: ‘Ik moet bekennèn dat ik in heel de nieuwere letterkunde geen dichter ken die om de aangrijpende beelden, om den rythmischen kadans, om de doorleefde echtheid, om de innigheid van zijn lyriek met Constant Eeckels kan vergeleken worden.’
Het lijkt me zelf dat Eeckels'verzen beter doorleefd zijn dan die van Eichert, doch iets dat ik den oostenrijker niet durf verwijten moet ik zeggen van den Vlaming: dat nl. zijn beeldspraak niet zelden te veel geestesinspanning vergt om goed te worden begrepen. Wellicht houdt Eeckels niet zeer van Boileau, ik overigens ook niet, maar over sommige plaatsen van Eeckels'lyriek schud ik afkeurend het hoofd en moet de waaarheid der oude fransche pruik wel aanvaarden: ‘Ce qui se conçoit bien, s'énonce clairement’. Ander kwaad heb ik van Eeckels niet te zeggen, integendeel. En zijn blijkbare verwantschap met Eichert beteekent al iets.
Prof. Arth. Coussens