Biekorf. Jaargang 19
(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Plots... eén stem alleene schondert:
al de winden saam... alsof de
stem des oordeels die reeds, boven
de opengaande graven dondert.
En dan splijt de stem uiteen, en
schuifelt lijze langs de muren...
schier lijk herdersfluiten die wee-
moedig in de weiden weenen.
Stillekens hun kelen zwellen
en ze zingen als zoovele
nachtegalen die hun lied doen
langs verlaten dreven lellen...
Scherpe krijzelklanken zindren
als uit orgelpijpen, dat de
boomenpijlers bibbrend staan te
schreien als benauwde kindren.
En op eens de winden spettren
helmend los in schel geschal, als
veel klaroenen die hel over
'n bebloede slagveld schettren.
En in dolle vaart ze springen
naar omhoog, en grijpen bij hun
vacht de wolkenschapen, om ze als
naar 'n slachthuis heên te dwingen...
Schielik zwijgen al de winden...
ze zijn heen... ver weg... misschien Hem
die hen uitzond, na hun werk gaan
hulde bien, als welgezinden...
P. Bertrand, ord. cap. |
|