komaan niet half-zot... had hij daar een Sehnsuchtman gemaakt? Ongetwijfeld niet. Een rijkbegoed man als zulkeen ware geweest, 'n vliegt zoo hooge niet met zijn gadinge en zijn verlangen; maar een arme dompelaar wel... en daarom staat er daar een blootarme ziele, en die staat er wel, wel en waar, omdat aleen de minstbegoede zielen 't meeste goed verlangen.
't Is toch wonder inderdaad dat hoe hooger in stand een mensch leeft, hoe leeger hij neust en aast, maar hoe geringer hij wordt, hoe hooger hij opziet en zijn oorbeeld stelt. Een mensch aleen beschouwt in zijn zelven altijd maar één kant, den slechten, en verandering zoekende, is altijd uit achter 't uiterste beste van den overkant. Is hij arm, veel hangt er boven hem, en dit alles kan hij verlangen. Doch wat zal hij vorenkiezen? Zoodanig veel is er boven hem, en alles is op zulke groote vlakte opengestald, dat alles daaruit hem klein schijnt, en dat aleen het grootste en 't meeste ervan zijnen blik afkimt en tegenhoudt; dit grootste, dit meeste zal hij dus eerst verlangen. Is de mensch rijk integendeel, alle zijn wenschen zijn willen geweest, en alle zijn willen gewierden. Wat zal hij nog daarbij verzoeken van boven hem. Hij heeft alles! Niets meer is er boven hem, en hij zoekt verstrooinge en veranderinge omleege,.... en ten leegsten uit.
Om desaangaande beide doeningen best na te speuren, bespiede men arme- en rijke gasten waneer ze henzelven voor een oogenblik mogen uitspelen, en entwie anders verbeelden... met gadinge en meeninge ‘dat ze't zijn’!
Kinders en armeliên hangen geren een keer ‘den grooten uit’. En liefst den grootsten. Kinders in een processie zullen strijen om een engelke te verbeelden, een engelke Gods, van die engelkens met borstelachtig haar en met sproeten, en waar je 't vuur uit de kaken van zou slaan. Dat is stijf groot, 'n doet? Maar 't Kindeke Jezus zelf 'n is nog niet tevele voor hen, en ze verbeelden het ook. Tien dagen lang werken ze met een-stuk-of-zessen aan 't kind's krullen, en 't moet dan toezien dat 't in alle