Biekorf. Jaargang 19
(1908)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2] | |||||||||||||||||||||||||||||
Het Ambacht der Bakkers te Brugge
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
daagsche opvattingen van samenwerking enz. in voege gebracht, zoodat het vrij mag doorgaan als eene verhedendaagschte gilde. Om deze redenen zal ik me veroorloven meest te steunen op de laatste tijden en de huidige inrichting. ***
Over de verdere ontwikkeling van 't ambacht der bakkers weten we bijna niets tenzij dat, den 15sten uit Lentemaand 1487, er eene overeenkomst gesloten werd tusschen Capitain, Baillieu, Schoutteiten, Burgemeesters van Brugge en Dekens der ambachten, dus ook die der bakkers en neringen binnen dezelve stad om te wederstaan aan ‘alle onheylen die hun en hunne naerkomers in het toekomende zouden konnen aengedaen worden’Ga naar voetnoot(1). Een andere handeling van den schepenraad van Brugge, gedagteekend uit 't jaar 1500 besliste dat de zoon van een meester-werkman, uit gelijk welk ambacht, geen vak zou mogen uitoefenen of hem als meester aanstellen, tenzij na vier jaar leertijdGa naar voetnoot(2). Over den prijs van 't brood weten wij voort niets meer. Alleen over 't graan zijn de inlichtingen tamelijk volledigGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De prijs van het graan heeft dat in gehad van drie eeuwen lang regelmatig op en af te slaan. Men gaat het gemakkelijk na, omdat in al dezen tijd 't graan gestadig onder belastingen gevallen is: ditzelve 't zij om reden van hongersnood, 't zij om redenen van bewindschap. Over 't belasten van 't graan om bewindschappelijke redenen volgen hier enkele aanwijzingen: Op 25sten van Slachtmaand 1475 werd er een recht van 4 grooten op ieder hoed terwe, en van 2 grooten op ieder hoed ander graan gelegd en dit voor drie jaar; ten einde de groote schulden door de stad gemaakt, te betalenGa naar voetnoot(1). Op 15sten van Bloeimaand 1476 werd een stuk opgesteld waarin de Wet van Brugge kond maakte dat ze voor 100 pond grooten Rente verkocht hadden om met deze have en met de opbrengst van de ‘cueillote’ op het graan de stadsschulden te vereffenen binnen de drie jaarGa naar voetnoot(2). Op 1sten van Zaaimaand 1484 werd bij Hallegebod de afstel van enkele rechten op de ‘calliote’ afgekondigd nl. de 4 grooten op elk hoed terwe, de 2 grooten op elk hoed roggeGa naar voetnoot(3). Van 1sten tot 10sten in Grasmaand 't jaar 1588 kwam dagelijks het Magistraat bijeen om te beraadslagen over 't voorstel van Z. Maj. nl. om te beslissen of de nieuwe lasten op het graan, wijn en bier, zouden behouden of afgeschaft worden? 't Geld van de belastingen was bestemd om de kosten van 't herstellen der zeedijken, door den vijand beschadigd, te dekkenGa naar voetnoot(4). Eindelijk werd op 23sten van Wintermaand 1496 de toelating gegeven aan 't ambacht der bakkers, molenaars en baardscheerders, om elk lid eene bijdrage te laten betalen van hoogstens 20 pond grooten, ter gelegenheid | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
van de blijde inkomst van Philips de Schoone te BruggeGa naar voetnoot(1). Van hier af ontbreken me alle inlichtingen tot het jaar 1747. Daar de stad dit laatste jaar vele oorlogsmannen leveren en onderhouden moest, besloot het Magistraat en de dekens der ambachten elk hoed gemalene tarwe met 12 stuivers te belastenGa naar voetnoot(2). In 't jaar 1748 werden nieuwe lasten gestemd en een zak tarwe werd met 4 stuivers verhoogd, elke zak geerste met 6 grootenGa naar voetnoot(3). Andere belastingen kwamen op 't graan ten gevolge van de hongersnooden. Hier hebben we wel een regelgmatig op- en neêrgaan in de prijzen van 't graan. Dit stijgen en dalen was 't gevolg van de groote hongersnooden die 2 eeuwen lang op regelmatige tijdstippen over Vlaanderen losbraken. Eene stijging in de graanprijzen begon in 't jaar 1418. De stijging instêe langzamerhand op te houden, sleepte voort aan. Zeven jaar later, in 1425, werden de afgevaardigden der 4 deelen van Vlaanderen samen geroepen te Gent om allerlei redenen waaronder: ‘pour faire connaître au duc ou à son chancelier que la défense momentanée d'exporter des grains, des bestiaux etc. cause beaucoup de préjudice au pays du Franc parce qu'un grand nombre d'habitants ne font pas d'autre commerce’Ga naar voetnoot(4). Op maandag 16sten in Slachtmaand 1461 werd Michel Coorne naar Gent gestuurd om er te beraadslagen over de graanopkoopersGa naar voetnoot(5). Op 3den van Wintermaand 1481 had er eene ‘conferentie’ plaats tusschen Van Bonum, Willem Gryspeere en de mannen uit Brugge om samen 600 pond grooten te verzamelen: 1o ten einde uitheemsch graan aan te koopen | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
en binnen de stad Brugge te brengen daar 't noodig werd de armen bij te staan; 2o ten einde nog het loon der grenswachters te betalen die allen uitvoer van graan moesten belettenGa naar voetnoot(1). 't Jaar 1556 moest de stadsontvanger overgaan tot het betalen van verscheidene rekeningen (op bevel van Burgemeester Cornelis Lauwers) van graanaankoop gedaan te Amsterdam aan de Ostrelings ‘batementen’. De aankoopen waren gedaan om 't volk van 't Vrije te spijzen: de hongersnood was er zoo groot dat, ware de Wet er niet tusschen gekomen veel inwoners van honger zouden gestorven zijn. Een brooddeeling geschiedde dan ook den 7sten van Zomermaand. De oorzaak van dien hongersnood was te zoeken in de aankomst van eene groote vloot uit de westersche landen, aankomst die groote daling in de granen en dus ook groot verlies deed ontstaan. Eene rekening, door een gewone burger bij den burgemeester ingediend, schatte het verlies op 7.646 pond 287 d.Ga naar voetnoot(2). De hongersnood duurde meer dan een jaar, daar in Koornmaand 1557 er eene nieuwe ‘conferentie’ plaats greep tusschen Noel Laron, Mathieu Laurin en Jan Lauwers, afgevaardigden uit den Schepenraad, ten einde 1000 hoed graan aan te koopen en aldus te voorzien in 't onderhoud van de gemeenten uit het VrijeGa naar voetnoot(3). In 1586 (tijdens 't Vredeverdrag te Doornijk) aten de arme menschen brood van draf en kaenkoekenGa naar voetnoot(4).
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In 't jaar 1651 heerschte opnieuw hongersnood daar al 't graan bedorven was. 1 hoed tarwe kostte 7 pond. Wanneer we dit vergelijken met de andere jaren, vernemen we dat 't jaar te voren de prijs ervan 7 gulden was en dat 2 jaar daarna (1653) 1 hoed tarwe 30 stuivers gingGa naar voetnoot(1). Tien jaar later, in 1661, betaalde men voor 1 maat tarwe 24 schellingen, en voor een appel 1 stuiver. Deze duurte bleef langen tijd aanhouden, want op den 26sten van Grasmaand 't jaar 1662 werd de maat tarwe nog twee schelling meer dan 't vorige jaar betaald. Te dier gelegenheid stelde de Wet op den Woensdag van iedere week eene tweeden marktdag in, zoo voor het koren als voor andere levensmiddelen. Deze instelling werd ten jare 1663 in Koornmaand afgeschaft wanneer de prijs van het graan tot op de helft verminderd was. Nochtans heeft men voor de levensmiddelen en andere goederen op den Woensdag van iedere week markt blijven houden zooals dit heden nog geschiedtGa naar voetnoot(2). 't Jaar 1709 in Februari betaalde men ten gevolge van oorlog en hongersnood 1 zak tarwe van 30 tot 35 gulden; 1 zak rogge: 15 gulden; en 25 eieren: 63 stuivers.
***
Dit is alles wat ik heb kunnen te weet komen aangaande het wedervaren van het Brugsch bakkersambacht vanaf de jaren 1475 tot 1800. Over de hedendaagsche inrichting om te sluiten. Wie mag lid zijn van 't Bakkersambacht? De vraag is van weinig belang bij deze studie. 'k Zal dus maar eenvoudig antwoorden: alle de bakkers vanaf 17 jaar oud. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De wijze waarop het ambacht bestuurd wordt is meer belangwekkend. Het bestuur bestaat uit een ‘deken’, tien ‘zorgers’, een ‘schrijver’ en ‘schatbewaarder’. Voorts is er een klerk om de noodige vermaningen te doen. De ‘deken’ wordt gekozen om de drie jaar (bij sterfgeval of ontslag, zoohaast mogelijk) door de leden bijeen geroepen in algemeene vergadering. Hij wordt gekozen uit 3 leden van 't ambacht door de zorgers voorgesteld. De ‘greffier’ en ‘schatbewaarder’ worden door den Eed benoemd. Bij hun uittreden zijn ‘deken’, ‘schatbewaarder’ en ‘greffier’ verplicht, acht dagen na de verkiezing, de toevertrouwde goederen van de gemeenzaamheid in de handen van de ‘zorgers’ af te geven, die ze dan in de handen van den nieuwen ‘deken’, ‘greffier’ of ‘schatbewaarder’ overzetten. Uit deze aanteekeningen blijkt vooreerst dat de inrichting en tot de benaming toe ons zoo aanstonds de gilden uit de middeleeuwen herinneren. Daarbij dient nog hierop de aandacht gevestigd dat het ambacht nog heden bezittingen heeft. Trouwens zooals we zegden, 't ambacht had de Fransche omwenteling doorgesparteld. Heden verwezenlijkt het een deel van 't oorbeeld der maatschapkundigen over het: ‘gildeleven’Ga naar voetnoot(1). De bakkers hebben dus bezittingen. Vooreerst hebben zij eerst wat men noemt eene rente, dit is een huis waar de arme bakkers kosteloos huisvesting bekomen. 't Bestuur van de rente is als eertijds overgelaten aan den eed; daarom ook zeggen de Wetten: ‘binnen de 14 dagen na het verkies van de vijf nieuwe zorgers zijn de deken en greffier verzocht met hen, naar de bakkersrente te gaan en alle noodzakelijkheid van het gebouw na te zien.’ Naar | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||
oud gebruik ook is het den inwoners van de rente verboden op straf van buitenzetfing, buiten dringende noodzakelijkheid na middernacht nog uit te gaan, eenigen aantrek te maken of eenig slecht bedrijf uit te oefenen. Benevens de rente bezit het ambacht nog andere kostbaarheden zooals blijkt uit de laatste boedelopgeving uit 1841, en die hier volgt: ‘Inventaris der boeken en effecten toebehoorende aen het bakkersambacht, overgelegd aen den eed, naer het overlijden van den deken D.M. door zijne weduwe en vrienden: Aldus over 't bestuur en de werking van 't ambacht. Een woord nog over de blijdagen en godsdienstige oefeningen. Dit ook mag als een overblijfsel uit vroegere dagen aanzien worden. Godsdienstig gedeelte. Elk jaar wordt er eene patroonmisse gedaan met verplichte tegenwoordigheid. Bij het begin van de Offerande wordt aan de zorgers door den | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||
klerk eene brandende flambeeuw gegeven om wederzijds den autaar te knielen tot na de Nutting. Op het einde van de mis wordt er gezegend met de Relikwie van 't ambacht; de deken moet ze voor de mis in betrouwbare handen geven en na de zegening terugeischen. De Relikwie bestaat, zooals boven gezegd werd, uit een kakebeen van St Jooris. Lang dacht men een H. Overblijfsel van Sinte Lucia en van den H. Aubertus voorhanden te hebben totdat op zekeren dag door 't bisdom de dwaling herkend werd. De Relikwie wordt om de hals gedragen bij middel van een gouden ketting. Zooals blijkt uit de boedelopgeving van 17sten in Zaaimaand 1841, ‘is deze Relikwie welke te voren in handen van den deken berustende was, met toestemming van alle de confraters van 't ambacht op 13 December 1835 door den deken D.M*. aan den Eerw. Heer Pastoor V.H. overhandigd geweest om in de Parochiale kerk van Ste Walburga bewaard te worden.’ Nu berust ze bij den deken. Indien iemand van de gemeenzaamheid doodgaat en tot het einde van zijn leven aan de gemeenzaamheid voldaan heeft, wordt zijn lijk van uit het sterfhuis tot in de kerk door 't bestuur vergezeld, dat dan ook het baarkleed op de vier hoeken vasthoudt. Op den pelder ligt het oude borstschild. Een der zondagen na het afsterven wordt eene gelezene mis gedaan met verplichte tegenwoordigheid. Onder de mis gaat een bestuurlid rond met de schaal ten profijte van de gemeenzaamheid. Een ander gebruik. Tot op 1817 was het de gewoonte soms brood te geven aan den Arme zooals vermeld wordt in de oude rekeningen: ‘Betaelt aen den arme op nieuwjaardag voor brood en hout 2.60.’ ‘Item op St-Aubertusdag, 2.60.’ Jaarlijks wordt twee dagen lang blijdag gehouden. Die dagen wordt er om prijs gebold door de confraters en confrateressen. Te dier gelegenheid is een hulpdeken aangesteld: ‘deken der vrouwtjes’ genaamd. 's Avonds is er dansspel en ander vermaak. Die dagen mag er kosteloos | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gedronken worden zoolang en zooveel de deken en zorgers het toelaten. Een treffend kenmerk om te sluiten: Getrouw aan den ouden geest van vrijheid en onafhankelijkheid, lag 't ambacht tot op 1848 steeds in twist met 't stadsbestuur aangaande den verkoopprijs van 't brood. 't Was te verstaan dat ze niet geern hadden dat de stad haar daarmêe moeide door middel van het Pas. Vandaar misverstand. 't Was moeilijk de bakkers te overhalen. Dit ging zoover dat de gemeente zekeren dag tien zakken graan aankocht en kosteloos aan 't ambacht bezorgde opdat de bakkers hun naar 't PasGa naar voetnoot(1) zouden geschikt en den prijs van 't brood zouden verminderd hebben. Dit gebuurde in de 1ste helft der 19de eeuw. Sedert werd het Pas te Brugge afgeschaft.
***
Daarop eindigen we. Gebrek aan oorkonden laat nog vele zaken in 't duister. Mochte iemand eerstdaags meer nog over dit ambacht en over de oude Brugsche instellingen ontdekken en mededeelen.... dit is mijn innigste wensch.
Leuven, 18sten van Slachtmaand 1907.
Jan Bernolet. |
|