‘Philippe Wielant et l'instruction criminelle. Discours prononcé par M.R. Janssens. Bruxelles, Bruylant, 1907, pp. 21.’
Een allerbelangrijkst werk voor de geschiedenis der toepassingen van het strafrecht in de middeleeuwen is het welbekend boek: Praxis rerum criminalium, vroeger algemeen toegeschreven aan Jode Damhoudere, geboren te Brugge den 25 November 1507.
In 1872 vond M. Orts in de boekenzaal van de hoogeschool te Gent een handschrift, opgesteld en in 1519 geëindigd door Ph. Wielant, heer van Landeghem en Everbeek. M. Orts trachtte te bewijzen dat de Praxis van de Damhoudere niets anders was dan een afschrift of namaaksel van het werk van Wielant.
Sedert dien is er volop strijd onder de geleerden nopens deze zaak: sommige staan voor Wielant, andere voor de Damhoudere.
M.R. Janssens treedt op ten voordeele van Wielant. Dat de Damhoudere alleenlijk Wielant's handschrift wat veranderd en dan uitgegeven heeft, schijnt mogelijk en zelfs waarschijnlijk.
Mogelijk: Wielant schreef in 1519, toen de Damhoudere nog maar twaalf jaar oud was, en deze laatste gaf de Praxis uit in 1554. - Daarbij, in de zestiende eeuw, was men niet zeer nauwgezet, en voor afschrijverswerk schrikte men niet af.
Waarschijnlijk: De tekst van de Damhoudere komt heelemaal overeen met dien van Wielant: hier en daar echter werd iets veranderd. Bij voorbeeld: waar Wielant zegt wat er gedaan werd te Brugge, zijn geboortestad, daar zal de Damhoudere Gent in de plaats zetten; deze schrijver immers, in Brugge geboren, was uit Gent afkomstig; dan nog, waar Wielant, zinspelende op gebeurtenissen, die hij met eigen oogen gezien had, namen van rechters en ambtenaars aanhaalt, daar gebruikt de Damhoudere een nietsbeduidenden naam, zoo b.v. Socrates, enz.
Zoo dus, besluit M. Janssens, is Wielant, en niet de Damhoudere, de vader van het Vlaamsch recht.
Dit alles maakt het eerste deel van deze lezing uit. Daarna komt de korte inhoud van de voornaamste hoofdstukken uit Wielant's Praxis, en in een derde deel zullen rechtsgeleerden wellicht met belangstelling lezen, wat M. Janssens denkt over den tegenwoordigen toestand.
L.G.