Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De laatste schoone dagen DE lente zwanger van de geuren, Die stegen uît de bloesemkleuren, De lente met haar dartelheden Is heen! geweken met de vreugd. Voorbij met 't leven van de jeugd Gezonken in 't betreurd verleden. De rozen mijner kinderjaren Verwelkten ook lijk lenteblaren. Dan mocht ik in genoegen baden! Nu is gejuich en zang verstomd, Want als het gure najaar gromt Dan vallen vreugde bloem en bladen. De zomer met zijn minnelonken Verliet nature wellustdronke. O zomer met uw gulden vruchten, Met uwen gouden zonnestraal En hemelzoete vooglentaal, Ge zijt gevloôn voor 's najaarszuchten. [pagina 384] [p. 384] Ook mijne jeugd met zoete weelden En vol van bonte tooverbeelden, Mijn jeugd met bruisende eedle driften Van liefde, moed en mannenkracht Zinkt ook al in der tijden nacht, De kommer kwam ze alrêe vergiften. En bosch en beemd gaan nu aan 't treuren, Geen bloemen schenken nog hun geuren. Wel komt de zon soms 't veld beschijnen, Maar 't levend groen wordt doodlijk geel, Reeds zwijgt alom het vreugdgekweel, En 't schoone leven gaat verkwijnen! De herfst komt allen bloei verstoren, De ontblaarde roze toont haar doren. Oktober 1907 Jef van de Woude Vorige Volgende