Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] 's Noens STATIG gonst de bronzen klokke 't angelusgebed, en hel, in 'n klokgat wielend, klangelt 't schelleke zijn scherp gerel. Laaiend hangt de groote zonne in 't zuiver luchtblauw,... en ze schiet blindend strooilicht, lijk 'n zeefde kaf door heure gatjes giet, Met 'n hondje nevens hem, dat huppelend van blijheid bast, stapt, zijne armen zwierend, haastig over strate 'n metsersgast. Over de kalsijde djokt 'n marktkarre,... in de tramen trapt moe 'n peerd met ribben: schier lijk hoepels aan malkaar gelapt. Vóór het oudenmanhuis, klopt 'n oudje zijn doorsmoorden tuit van 'n pijpke, op den top van zijn gerookte kloefen uit. En de koster wringt den grooten sloter in het slotergat van de kerkdeur... en dan sleert hij rap naar huis langs 't kerkhofpad. Fr. Bertrand, ord. cap. Vorige Volgende