Biekorf. Jaargang 18
(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
[Nummer 10] | |
Kerels en BlauvoetenIII. Blauvoeten
| |
[pagina 158]
| |
Ziedaar de hoofdtrekken van den strijd. Maar het tijdstip waarop en de reden waarom de strijd ontstond, de feiten zelf met hunne volgorde en hun bepaling van tijd en plaats zijn moeilijk om vast te stellen. Zeer verschillend ook zijn de meeningen nopens de beteekenis van de benamingen: Blauvoet en Isengrin. Volgens de eenen zijn het enkel familienamen, die naderhand overgingen tot de wederzijdsche aanhangers der twee maagschappen, tusschen welke in het begin de veete zou ontstaan zijn. Volgens anderen zijn het schimpnamen: Isengrin = wolf, wijst op de partijgangers van een schrap en hebzuchtig bestuur; Blauvoet is vos (met blinkende, blauwendige pooten?) als tegenstelling met den naam wolf aan de tegenstrevers gegeven. Deze namen zouden ontleend zijn aan oude Noorsche sagen en sommigen zelfs weten de Isengrins uit de jaren 1200 in verband te brengen met het dierenepos Reinaart de Vos. Andere beteekenissen worden nog gegeven aan 't woord Blauvoet. Voor Jan-Frans Willems is 't ook een schimpnaam, maar met den zin van roofzuchtige, immers de blauwvoeten zijn roofvogels. Kervyn is gekomen en heeft er zeeroofvogel van gemaakt, een soort zeesperwer of zeevalk, en in die benaming zag hij een krachtige zinspeling op het oude zeeschuimersleven van de opstandelingen uit dien tijd. Een niet minder ingewikkelde zaak is het te bepalen welke de aard en de dracht is van den strijd. Sommigen stellen hem voor als een familieveete, een burgertwist; volgens anderen was 't een opstand van het kleinvolk, - boeren en visschers - tegen de verdrukking der edelen en tegen de dwingelandij van koningin Mathilde. Nog verder gaat H. Van de Velde in zijn studie verschenen in 1843. Recherches sur l'Origine flamande du Roman du Renard et sur les rapports avec les anciennes factions des Blauvoetins et des IsangrinsGa naar voetnoot(1). De Blauvoeten namen de wapenen op voor het behoud van hunne onafhankelijkheid tegenover | |
[pagina 159]
| |
vreemde overheersching. 't Gold dus een vrijheidsoorlog en tevens een vaderlandschen strijd, een voorspel van den machtigen kamp, die een eeuw later zou gevoerd worden door Breidel en De Coninck, Zannekin, Jacob en Philip van Artevelde. Kervyn de Lettenhove eindelijk, getrouw aan zijn opvatting van Vlaanderen's geschiedenis, maakte er een rassenstrijd van, een nieuwe uiting van het eigen bestaan der Kerels, een bedrijf uit den eeuwenouden tweekamp tusschen twee volkstammen: de Saksische Flamings en het vreemde indringende ras, beiden onderscheiden in maatschappelijk en zedelijk opzicht: de eersten, onedele vrije lieden, - Karls, - gehecht aan hun ruwe oerzeden; de anderen: edel, beschaafd, uitvoerders van het gezag of verwikkeld in de prangende netten van het Leenstelsel. Kervyn met zijn Blauvoet = zeesperwer en zijn voorstelling van den Blauvoetenkrijg vond bijval bij de West-Vlaamsche studenten, op het oogenblik dat ze den strijd aanvingen voor 't behoud en 't herstel van eigen volksbestaan, van eigen aard en taal. Dit beantwoordde zoowel aan hun verbeelding, aan hun geestdrift en eigenliefde. Met begeestering herdachten zij den strijd van de oude Blauvoeten, van dit ongetemde zeemansvolk, dat zoo dapper vocht voor eigenheid en vrijheid tegen vreemden dwang. Waren zij niet de zonen van die helden? Was de Vlaamsche beweging niet de vernieuwing van den ouden vrijheidskamp? De zeevogel werd hun zinnebeeld. En Rodenbach zong van Blauvoeten en Isengrins en zijn zangen weêrgalmden over geheel Vlaanderen, en van mond tot mond werd de strijdkreet herhaald: Vliegt de Blauvoet! Storm op zee! Alzoo werd de legende, door Kervyn verwekt, belichaamd, voltooid en algemeen verspreid.
***
Wat, in dit alles, beantwoordt aan de geschiedkundige waarheid, en wat is enkel verdichtsel ontstaan in de ver- | |
[pagina 160]
| |
beelding van vroegere kronijkboekers en hedendaagsche schrijvers? Sedert lang was onze nieuwsgierigheid desaangaande opgewekt en menige aanteekening hadden we bijeengebracht, toen onlangs M. Victor Fris een studieGa naar voetnoot(1) in 't licht gaf over dit onderwerp, met een volledig overzicht en een critisch onderzoek van al de teksten uit de gelijktijdige bronnen en latere schrijvers. Korts daarop volgde een bijdrage van M. Leonard WillemsGa naar voetnoot(2), die het werk van V. Fris gekeurd en gewijzigd en over de meestbetwiste punten, nieuwe grondige meeningen heeft vooruitgezet. Aldus kunnen we - over 't algemeen althans, immers eenige bijzondere punten blijven nog onduidelijk - de geschiedenis van den Blauvoetenkrijg in haar waar daglicht stellen en tot haar echte verhouding terugbrengen.
***
Uit het voorgaande blijkt dat een tweevoudig vraagstuk te onderzoeken valt: een geschiedkundig, aangaande de gebeurtenissen van den strijd en diens aard en beteekenis; en een woord- en letterkundig: over het bedied van de benamingen Blauvoet en Isengrin en het verband met ‘Reinaart de Vos’. Daartoe beschikken wij over een zestal kronijken uit de XIIIde eeuw en Jan Brando's chronodromon uit het begin der XIVde. Deze zijn de eenige bronnen waaruit men betrouwbare inlichtingen kan putten: de eerste omdat ze opgesteld zijn door mannen die leefden tijdens of korts na den strijd en Jan Brando, omdat hij als abt ter Duinen en levend in de streek waar de gebeurtenissen plaats hadden, oude aanteekeningen uit zijn klooster alsmede plaatselijke overleveringen heeft kunnen benuttigen. Al de | |
[pagina 161]
| |
anderen mogen onverlet gelaten worden: De oudste en ook meest ernstige: Iperius, abt van Sithiu († 1384), Adriaan de Budt († 1488), Wielant († 1520) en Jacob de Meyere († 1552) hebben zich bediend van geschiedgronden, die heden allen bekend zijn. De latere kronijkschrijvers: Oudegherst († 1592), Despars († 1597), Marchantius, Gramaye en Sanderus (XVIIde eeuw) hebben bijna uitsluitelijk Meyer tot leiddraad genomen; maar ongelukkig vergenoegden zij zich niet met hem te vertalen of over te schrijven; ze hebben hem verminkt en uitgelangd, en vrijen loop gevend aan hunne verbeelding, allerlei verdichtselen uitgevonden. Kervyn eindelijk heeft in zijn verhaal de gegevens van zijn voorgangers samengevat. Het meest uitgebreid verhaal van den Blauvoetenkrijg (1201-1206) is te vinden bij Pauwel Heyndericx van Houthem-bij-Veurne, die leefde in de XVIIde eeuw en een handschriftelijke kronijk naliet: Jaerboeken van Veurne en Veurne-Ambacht in 1853 uitgegeven door E. Ronse. Wel geeft hij eenige plaatselijke bijzonderheden die kunnen van zeker belang zijn, wel heeft hij oude geslachtboeken geraadpleegd, maar deze zijn van lateren tijd en uit hun aard niet te betrouwen en al dadelijk springt het in 't oog dat geheel zijn verhaal zonder zorg is opgesteld en geenszins met de waarheid overeenkomt. Het archief van het Seminarie te Brugge, tk 162/87, bezit een kronijk in twee deelen, geschreven in 1712 door Anthonius de Blende, religieus der abdije van Duynen ende Hofmeestere ten Bogaerde en geheeten: ‘Den speghel der Antiquiteyten van Veurne ende Veurne-Ambacht’. Hetgeen hij mededeelt over de Blauvoeten is omtrent letterlijk het zelfde als dit van P. Heyndericx, en als hij schrijft ‘Ick bevinde oock in een boeck met de handt geschreven van die tyden en tot dese tyden vervolght’ dan bedoelt hij wellicht Heyndericx'handschrift. Daarnevens, heeft hij Brando en de Budt gevolgd, zoodat ook bij hem niets nieuws te zoeken is. De goedgeldige, betrouwbare bronnen zijn dus klein in | |
[pagina 162]
| |
getal; daarbij op meer dan ééne plaats spreken ze malkander tegen; en soms zijn ze zoo beknopt en zoo onduidelijk dat ze op verschillende wijze kunnen verstaan worden. Laten we nu, steunende op de gegevens uit die bronnen, de feiten bondig samenvatten en zooveel mogelijk een nauwkeurig verhaal geven van den strijd. In 1144 is voor de eerste maal sprake van Blauvoeten en Ingrekins. In dit jaar, zoo verhaalt BrandoGa naar voetnoot(1), stelden de Veurnschen in Vlaanderen een einde aan hun langdurigen bloedigen oorlog en zwoeren onderling den vrede. Deze vrede echter zal niet lang geduurd hebben. Inderdaad, Willem de Bretoen, die kapelaan was van koning Philip-August en in dien tijd leefde, verhaalt in zijn heldendicht ‘Philippis’Ga naar voetnoot(2) hoe tijdens den veldtocht van Philip van Elzaten tegen den Koning van Frankrijk, in 1184, beide vijandige gezindheden voor een tijd hun oude twisten staakten om, te zamen met den Graaf, de Franschen te bevechten. Van toen voort tot 1201 vernemen wij niets meer over de onlusten in 't Veurnsche. Misschien was de Graaf door zijn krachtdadige tusschenkomst erin geslaagd de ruststoorders in bedwang te houden. Eerst in 't begin der XIIIe eeuw, wordt opnieuw de strijd vermeld; maar ditmaal zoo hevig en zoo uitgebreid, dat hij een echte oorlog mag genoemd worden. Hier hebben wij het voornaamste en ook het bestbekende bedrijf van geheel den Blauvoetenkrijg. Na den dood van Philip van Elzaten (1191) had zijne weduwe koningin MathildeGa naar voetnoot(3) een uitgestrekt deel van het graafschap, te weten Fransch-Vlaanderen met Rijsel, | |
[pagina 163]
| |
Dowaai en Orchies en 't Westland, met Cassel, Broekburg, Bergen en Veurne, als lijftocht, dat is in vruchtgebruik tot haren dood ontvangen. 't Was een trotsche, praalzuchtige vrouw, die weldra hare onderdanen verbitterde. In 't begin van 1201 breekt een oproer los in de Kasselrije van Broekburg en voornamelijk in Veurne-Ambacht, waar een openlijke oorlog ontstaat, tusschen Koningtn Mathilde en hare aanhangers aan de eene zijde, die allen Ingherkins of Isengrins geheeten worden en aan de andere zijde hare tegenstrevers, de Blauvoeten. Wat was er gebeurd? Welke was de oorzaak van dezen oorlog? En hoe is het uit te leggen dat Mathilde en haar volk den naam dragen van de oude vijanden der Blauvoeten? Maar laten we liever eerst nagaan hoe de strijd verliep. Mathilde verzamelt een leger te Rijsel en trekt in allerhaaste al door Poperinghe naar Veurne, in wier nabijheid de Blauvoeten zich bevinden. Ze slaat haar kamp op te Alveringhem en laat haar krijgslieden de omstreken rooven en plunderen. Daarna achtervolgt ze de Blauvoeten die zij bereikt nabij Houthem, en na een hevig gevecht, op de vlucht drijft. Maar zij begaat de onvoorzichtigheid de vluchtelingen te achtervolgen in de Moeren; en daar op hare beurt, wordt ze verslagen door de Blauvoeten, die strijden onder het bevel van Herbert van Wulveringhem en Walter van Hondschoote. Mathilde vlucht naar Veurne en van daar naar Duinkerke. Herbert met zijn Blauvoeten maakt zich meester van Veurne en verdelgt er den gravelijken burcht. Dit alles gebeurde van t' halven Juni tot t' halven November 1201. Vóór 1206 weten wij niets aangaande de Blauvoeten. Dit jaar treffen we ze opnieuw aan daar ze St-Winnoksbergen belegeren, waar de Isengrins zich opgesloten hebben. Deze, aangevoerd door Christiaan van Praet, vallen de Blauvoeten op het lijf en, na eene vreeselijke slachting, drijven zij hen op de vlucht. Deze gebeurtenis stond langen tijd nadien nog bekend onder den naam van ‘Rooden Maandag’. Hier nogmaals zwijgen onze bronnen en nergens | |
[pagina 164]
| |
staat vermeld hoe de oorlog tegen Koningin Mathilde eindigde. In een oorkonde, gegeven te St. Winnoksbergen, door Mathilde, in 1207, vinden we onder de getuigen, Herbert, den leider der Blauvoeten. Een bewijs dat Mathilde en haar Veurnsche vijanden reeds verzoend waren. Doch de veete tusschen Blauvoeten en Isengrims duurde voort. Ditzelfde jaar klagen de kanoniken van Yper over de schade welke zij geleden hebben op hun goed te Watou, ten gevolge van den gedurigen krijg die woedt in 't land van Veurne. Eenige jaren nadien breekt de oorlog los tusschen den graaf van Vlaanderen, Ferrand van Portugaal en den koning van Frankrijk, Philip-August. Blauvoeten en Isengrins vergeten voor een tijd hun wederzijdsche veete en scharen zich zijde aan zijde onder de banier van hunnen graaf om te strijden tegen den vijand van hun land, te Damme (1213) en te Bouvines (1214). Doch, eens het gemeenschappelijk gevaar voorbij, zetten zij hun onderlinge twisten voort. Zekeren dag, staan ze tegenover malkaar te Keyhem en zijn op het punt handgemeen te worden. En zie daar verschijnt een monik, Gilles de Leeuw, die de vijfde kruisvaart aan 't prediken is. Hij treedt tot hen en zegt hun dat het schandelijk is het bloed van eigen volk te vergieten; maar dat het een rechtveerdige oorlog wezen zou en een offer aangenaam aan God, indien ze hun wapenen keerden tegen de vijanden van Christus, om vergiffenis te bekomen voor hunne misdadenGa naar voetnoot(1). Op zijn welsprekend woord leggen Blauvoeten en Isengrins de wapenen neer en herstellen den vrede. Velen namen deel aan de kruisvaart. In Egypte onderscheidden zij zich door hun dapperheid en waren de eersten om de stad Damiette te bestormen. | |
[pagina 165]
| |
Zoo eindigde deze krijg, die ongeveer eene eeuw lang in Veurne-Ambacht gewoed had.
***
De strijd tusschen Blauvoeten en Ingrekins blijkt dus te zijn geweest een plaatselijke private oorlog, ontstaan uit een bloedveete tusschen twee gezinnen of geslachten uit Veurne-Ambacht, de Blauvoeten en de Inghrekins. Immers beide namen zijn familienamen; de naam Blauvoet althans komt herhaaldelijk voor in de oorkonden van dien tijd. Weldra kreeg de strijd een ruimeren omvang. Beide geslachten wonnen aanhangers en van lieverlede veranderde de familieveete in burgertwist en sloeg over tot openlijken oorlog, onder de regeering van Koningin Mathilde (1201-1206). Hoe en waarom? Is het, zooals latere kronijkschrijvers het beweren, omdat de koningin haar onderdanen uit Veurne-Ambacht zware belastingen oplegde. Wij denken het niet. Vooreerst, ware het niet te begrijpen dat de Ingherkins, voor wie de toestand de zelfde was en die dus de zelfde redens tot verbittering zouden gehad hebben, met hun eigen verdrukkers zouden samengespannen hebben. Ten anderen, Lambrecht van ArdresGa naar voetnoot(1) in zijn beschrijving van den strijd, zegt dat de Broekburgschen misnoegd en verbitterd waren omdat ze belastingen te betalen hadden, waaraan zij noch hun voorouders ooit gewoon geweest waren; maar dat zegt hij uitsluitelijk van de Broekburgschen; onmiddelijk daarna spreekt hij van de Blauvoeten uit het Veurnsche en de reden waarom Mathilde tegen dezen oorlog voert is dat zij hen nooit heeft kunnen temmen noch onderwerpen. Dit laat veronderstellen dat zij te voren gepoogd had den jarenlangen burgerstrijd in Veurne-Ambacht te dempen, doch een hevigen tegenstand had ontmoet van wege de Blauvoeten, die ongetwijfeld de sterkste en strijdzuchtigste waren - Lambrecht van Andres noemt ze Viri fortes et bellicosi - en van geen | |
[pagina 166]
| |
vrede wilden weten. En 't is begrijpelijk dat de Inghrekins zich nu aansloten bij Mathilde, om des te gemakkelijker hun vijanden te verpletteren. De strijd tusschen de Blauvoeten en Mathilde met hare aanhangers, die allen - omdat ze de tegenstrevers der Blauvoeten waren, - met den naam van Inghekins en Isengrins bestempeld werden, is dus in den grond niets anders dan de voortzetting van de oude veete, nu eene openlijke, geregelde oorlog geworden. Ja, 't was wel de oude veete die in 1201 opvlamde, heviger dan ooit; want ziet, terstond herbeginnen van weêrskanten de gewone gewelddaden als: manslag, brandstichting, roof, diefstalGa naar voetnoot(1). En de oude veete bleef voortduren nog lang na de verzoening tusschen de Blauvoeten en Mathilde. Dus is de strijd der Blauvoeten en Isengrims geweest een plaatselijke veete en daarna een burgerstrijd. En niet een rassenstrijd van Saksen tegen vreemde indringers; Blauvoeten en Isengrims zijn stamgenooten of althans is van stamverschil nergens sprake. Niet een nationale strijd tot behoud van 's lands onafhankelijkheid; integendeel, iedere maal het land bedreigd wordt door den nationalen vijand, den koning van Frankrijk, zien wij hen hun onderlinge twisten staken en zijde aan zijde ten strijde trekken. Eindelijk niet een klassenstrijd, een strijd tusschen twee maatschappelijke standen: de edelen of Isengrins en de onedelen, boeren en visschers of Blauvoeten; de hoofdmannen der Blauvoeten als Walter van Hondschoote en Herbert van Wulveringhem, waren edele ridders; overigens wordt het uitdrukkelijk gezegd dat er al beide kanten edelen waren.
('t Vervolgt) E.V.C. |
|