Drong door de hemelwanden
En deed dat in uw' handen
Mogte 't een krachtlooze menschenstem zingen
Al wat een Vader in 't herte voelt dringen
Toen hij Gods Priester mag heeten: mijn kind!
Toen eene Moeder hem smeekt om een zegen
Hem dien zij zelve in heur' schoot heeft gedregen:
Hoe zij heur' zoon dan met trotscheid bemint!
Weg met de valscheid der wereldsche klanken,
Edeler vreugd' heeft ons herte bestraeld:
't Heil waer wij heden den hemel voor danken
Wordt maer in hemelsche zangen verhaeld...
Zarren, den 21 December 1856.
Drukk. Mussely-Baudewijn, Courtrai.