Mengelmaren
A. De Cock en Is. Teirlinck. - Kinderspel en kinderlust.
In Biekorf, XIV, 269-70, maakten we onze lezers met dit werk bekend.
Het Ve boekdeel handelt over de marbel- en topspelen en het speeltuig. Dit laatste bevat de draaiende speeltuigen (zooals molentjes, draaitolletjes of pieskadotterkes (De Bo; Loquela, XII, 63) sporrewaans, knopken-draaien of hérronkere (Loq. IV, 82) of zoeve (De Bo) het relleken enz.) de hoepelen, de vliegende speeltuigen, de wapens en het kermisspeelgoed.
Belangrijker nog is het VIe bd., dat ons het kind toont in betrekking met de natuur: de dieren, de planten, de natuurverschijnselen, de sneeuw- en ijsspelen. Doorloopt die honderden kinderliedjes die de vogelkens zoowel nabootsen en zoo lief zijn van mate...
Maar 't is onmogelijk alles aan te halen: die liefhebber is, moet dat lezen.
V.