Biekorf. Jaargang 18
(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVader Jan-Ignaas de BeuckerGa naar voetnoot(1)DUIZENDE menschen verdwijnen dagelijks van de baan des levens. Ze komen en ze gaan onopgemerkt voorbij. Een mensch sterft: in nauweren familiekring worden eenige tranen gestort, en nog zijn ze niet afgedroogd of reeds hebben de menschen - zegge al de andere menschen buiten dien kring - hem vergeten. Hij is dood. Een andere heeft zijn plaats ingenomen en 't leven gaat voort.... En waarom zou het anders? Om als cristen mensch een gebed te zeggen voor zijne eeuwige rust, ja, dat wel. Maar meer? Hij werd vervangen en geen volk, geen land heeft er iets bij verloren. De dooden worden gezwegen, zoo wil het de wet van 't leven. | |
[pagina t.o. 58]
| |
† TER DANKBARE GEHEUGENIS van den groot-geloovigen volksredenaar Vader Jan-Ignaas de Beucker NATUURKUNDIGE Ridder van Leopold den Tweede en van Pius den Negende Officier van Oranje-Nassau
die geboren werd te Viersel den 1n Februari 1827, van jongsaf de natuur leerde bewonderen en liefhebben, door werk en wilskracht veredelende wetenschap verwierf, Gods Macht en onnavolgbare Kunst in de schepping bespeurde en verheerlijkte door zijn levend woord, tegen de vernedering der Vlaamsche taal onbaatzuchtig en rechtzinnig streed zijn leven lang, en gesterkt door de laatste Heilige Sakramenten, zacht in den Heer ontsliep te Antwerpen den 22n October 1906. BIDT VOOR HEM GIJ DIE ZIJNE VRIENDEN WAART. | |
[pagina 59]
| |
En toch die wet kent uitzonderingen. Zij moet er kennen, omdat nu en dan onder die duizenden die verdwijnen, er een man is, om wiens dood heel een volk, heel een land, het menschdom zelf te lijden heeft, een man die niet vervangen wordt en die, dood, nog leven moet omdat zijn geest nog goeddoende het volk kan bezielen. Een dier zeldzame mannen was Vader Jan-Ignaas de BeuckerGa naar voetnoot(1). Eenvoudig arbeider, door eigen studie, onder taaie wilskracht heeft hij zijn onderwijs in de dorpschool genoten, zelf voltrokken en heeft het zoo ver gebracht dat zijne wetenschap op natuurkundig gebied overal herkend en geroemd werd. Bij zijn hertstochtelijk beminnen van al wat schoon en goed was in Gods wondere natuur, had hij eene nooit voldane drift om dit alles aan iedereen genietbaar voor te stellen, en zóó hooger leven in 't volk te doen groeien.
***
Waarom hij Vader de Beucker genoemd wordt? Haddet gij hem sedert 30 jaar van hier gekend, die kinderlijke benoeming zou u, lijk aan zijne talrijke vrienden, ook natuurlijk uit den mond gevloeid hebben met de gelijkstaande gevoelens van betrouwen en liefde. Beziet nu zijne beeltenis: de vastberadendheid straalt uit zijne oogen en gansch dat wezen spreekt van wijsheid en goedheid. Leest de lijkreden over zijn graf uitgesproken, of de levensbeschrijvingen te allen kante nu uitgegeven, overal ziet ge dit kenmerk vooruit komen. ‘Zoo zijn | |
[pagina 60]
| |
toestand hem sedert jaren verwijderd hield uit de zittingen’ (van den Nederduitschen Bond), schrijft het Handelsblad van Antwerpen (23en October 1905), ‘zijn raad was kostbaar gebleven aan de leiders van den bond, telkenmale een gewichtige stap, een belangrijk besluit diende genomen.’ ‘Een vader was hij voor al zijne medeleeraars, voor zijne leerlingen’ zei M. Vanderkam, d.d. bestuurder van de Staatstuinbouwschool van Vilvoorde. En Eerw. Heer Kanonik Evers, secretaris van het Davidsfonds: ‘Wij noemden den dierbaren afgestorvene: Vader de Beucker. Want “Vader” was hij ook in de Vlaamsche beweging. Immers uit zijn helderzienden geest en zijn edel voelend hart was eene overtuiging ontkiemd en opgebloeid, zóó levendig en gloeiend, dat het niet anders kon of ze moest, gedragen op den adem van een woord zoo roerend en ingrijpend als er ooit een gehoord werd, in honderden jonge Vlaamsche harten een helderklinkenden weergalm doen opdreunen van een gelijke Vlaamsche overtuiging. Hij was de zaaier en kweeker van veler overtuiging. Hij is de vader van een talrijke en vroede jongelingschap, die door zijn woord opgewekt en aangevoerd, het Vlaamsche leger met eene keurbende kwam versterken.’ Dit laatste zal hem niet minst tot roem verstrekken. Bij 't opkomen der studentenbeweging heeft hij als te midden de studenten geleefd; zelf kwam hij tot hen in hunne vergaderingen met zijn geestdriftig woord hun jonge herten opbeuren - en wanneer ze in hun edel streven gedwarsboomd werden mochten zij naar hem gaan om troost en raad. Hoe jammer dat die wijze vaderlijke leiding zoo dikwijls ontbrak aan onze studenten! Een jongeling wil geleid worden. Hoe flauwer zijne redeneeringskracht nog is hoe gemakkelijker hij een voorbeeld volgt. Geen jongeling die een wijze raad zal weigeren als hij komt van hem die door genegenheid zijn betrouwen wist te winnen. Niets werkt zoo voldoende op het hert en den geest van eenen jongeling als het gezelschap van een groot hert en verheven geest. Daar wordt het hem gemakkelijk en natuurlijk ver- | |
[pagina 61]
| |
hevene gedachten op te vatten en edelmoedige besluiten te nemen. Vader de Beucker wist - 't geen de tijd bewezen heeft en nog bewijzen zal, wat er sommige bekrompene Vlamingen ook van denken - dat 't wel gelukken der Vlaamsche beweging ten grooten deele afhangt van de studentenbeweging. Doch hij verstond ook - wat ongelukkiglijk te weinig zelfs weldenkende Vlamingen verstaan - dat men de studenten aan hun zelven niet moet overlaten. Hij vond het boven zijnen rang en zijnen ouderdom niet met die jonge maar edelmoedige herten in nauw verband te komen. Hij sprak met hen lijk een vader met zijn kind spreekt en nooit iemand zal weten hoeveel Vlaamsche strijders van heden hunne overtuiging aan hem te danken hebben. *** Men heeft in Vader de Beucker den Leeraar geroemd die, meester in zijn vak, geen bloote wetenschap verkocht, maar eer liefde inboezemde voor Gods kunstwereld die hij zijne leerlingen moest leeren kennen. De ware weerde en vreugde van 't leven vatten wij niet door onze kennissen maar door den wil en de liefde. De schoonste en eerste waarheid is deze die ons wijzer, dit is ons moediger en heiliger maakt. Vader de Beucker's dichterlijke ziel die altijd door 't goede en 't schoone tot God op wilde heeft dat verstaan. Hij heeft geen hofbouwers gevormd wier eenigste doel zou wezen geld te winnen, omdat hij van 't leven van den mensch een hooger gedacht had. Voor hem had het stoffelijk goed geen weerde als het niet tot hooger goed strekte: eerst mensch zijn, beter mensch en dan handelaar. Zijn werk was het niet in zijn leeraarsambt jongelingen op te voeden, karakters te vormen, menschen te maken met wil en verstand genoeg om door eigene ontwikkeling hooger op te klimmen, wat het doel is - hoe dikwijls vergeten? - van de humaniora; en nochtans hij vond dat zijn leeraarsambt hem de gelegenheid bood daaraan mee te helpen; die gelegenheid heeft hij niet ongebruikt laten voorbijgaan. Dit is ten anderen de leuze waarmee men, ons dunkens, | |
[pagina 62]
| |
zijn leven kan betitelen: bij allen, in alles, door alles goed doen. Hij kende 't woord niet van die menschen die alles zouden verslinden... leefden ze maar in andere omstandigheden en hadden ze maar die en die middels ter hand. Hij had een vast doel voor oogen: de waarheid dienen waar ze is - in Gods schoone natuur - in den godsdienst - in zijne moedertaal - in de volksliefde - 't was hem om het even; en zulke menschen moeten geen gelegenheid zoeken om wel te leven en goed te doen; ze ligt hun altijd voor handen. Zij klagen niet over den tijd die voorbij is, zij wenschen niet voor den tijd die nu is, maar zij nemen den tijd lijk hij is en zij handelen. Een andere zou hem afvragen hoe kan ik in eene tuinbouwschool of als bloemist mijne moedertaal dienen al ware ze nu nog zoo veracht en bespot en al beminde ik ze nog zoo zeer. Vader de Beucker vroeg niet maar handelde; en van het Vlaamsch verslag af dat hij in 1865 tot ieders verwondering in een congres van Amsterdam voorlas, al door zijne bijdragen in tijdschriften en door een eigen tijdschrift ‘Antwerpsche Flora’ tot aan de Vlaamsche leergangen die hij in de Tuinbouwschool van Vilvoorde invoerde, heeft hij aan zijne moedertaal een deel van hare gekrenkte eer teruggeschonken. Hij handelde. Bijval of niet hij wrocht voort. Het gelukken was voor hem maar eene aanmoediging om hoogere en betere zaken nog te willen - het mislukken, een spoorslag om te herbeginnen met nieuwen moed. Lijk de moedige strijders die in 't geweld van den strijd hunne wonden vergeten, zoo bleef hij onverschillig voort strijden spijts al de beproevingen die anderen zouden ontmoedigen. En men weet of hij altijd gelukt heeft en om zijn werk herkend en beloond is geworden. Men weet vooral of zijne vlaamschgezindheid hem meer voordeel dan nadeel verschaft heeft! Zwijgen we daarover, om maar een dingen te weten en luidop te herhalen: al den dank en de hulde die 't Vlaamsche volk hem om zijn onbaatzuchtig en rechtzinnig streven verschuldigd is.
*** | |
[pagina 63]
| |
Al heeft men Vader de Beucker soms weerzien om zijn Vlaamsch, zijne tegenwoordigheid was niet te min voldoende om in de meest verfranschte kringen den eerbied voor de taal die hij sprak op te leggen. Omdat hij een man was van karakter, van wetenschap, ze bogen het hoofd voor hem. Hij kon hem doen gelden zonder de beleefdheid te kwetsen. Hoe menig Vlaming, die dit ook zou kunnen, hoeft daarvoor niet te blozen. Vader de Beucker sprak altijd volgens dat zijn gezond verstand en zijn edel hert het hem voorhield. Dit deed hij in de Vlaamsche beweging, dit deed hij ook in de politieke beweging. Langen tijd heeft hij als volksgezinde katholiek aan de plaatselijke en algemeene politiek deelgenomen. Maar - noch vriend noch vijand neme het euvel op - daar was hij min op zijn gebied. Onbekwaamheid? Onbevoegdheid? Neen zeker, dit te zeggen ware hem lasteren. Maar door de schuld van 't geen bij ons Belgen maar al te dikwijls met de politiek gemoeid is. Enge kleingeestige persoonlijkheden pasten niet bij het rondborstig rechtzinnig karakter van Vader de Beucker. Veel goed toch heeft hij ook op dat gebied gedaan. De wet van 1879 heeft in hem eenen harer sterkste bekampers gevonden. Met woord en daad heeft hij aan ons katholiek volksonderwijs groote diensten bewezen. De belangen ook der kerkelijke bezittingen heeft hij met evenveel onbaatzuchtigheid tegen de knevelarijen van een tegenstrijdig ministerie waargenomen. Moge God hem in 't eeuwig rijk die diensten beloonen, die de H. Vader hier reeds met het ridderkruis der orde van Pius IX herkend heeft.
***
Bewonderaar van Gods grootsche natuur, leeraar, Vlaming, katholiek, dit alles was Vader de Beucker met evenveel liefde en overtuiging. En ten dienste van dat groot hert had God hem een groot talent geschonken; hij was een volksredenaar. Het volk hong aan zijne lippen omdat hij in ongekunstelde bewoording, gemoedelijk, uit | |
[pagina 64]
| |
volle overtuiging sprak. In Nederland heeft hij niet min dan 800 wetenschappelijke voordrachten gegeven. In Antwerpen en omliggende hield zijn machtig woord nooit op al wat goed en schoon was te verspreiden. Gansch het Vlaamsche land door heeft hij zijn woord laten hooren, ‘de machtige spreker’, lijk Dr Hugo Verriest hem eens beschreef, ‘die onverpoosd en onvermoeid de stalen muren der verfransching omverre beukte’. Met reden hebben zijne vrienden als eersten titel op zijn doodsbeeldeke geschreven: ‘groot-geloovige volksredenaar’. In Vader de Beucker hebben wij eenen dier zeldzame groote mannen verloren die verheffen en veredelen al wat onder hun bereik valt. Hij leefde onder 't Vlaamsche volk en wat al verhevene plaatsen zijne beroemdheid hem in Nederland ook verzekerde, hij wilde voort onder zijn volk leven. Aan dat volk heeft hij eenen machtigen stoot tot hooger leven gegeven en wij durven verhopen dat zijne geheugenis het voort zal begeesteren om hooger op nog naar eigen Vlaamsch leven te streven. A. Logghe. |
|