Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Ad Agricolam DE gulzig-groene lindeboom, de schoonste van de streke, met ruigen stam en takken, is verdwenen deze weke. Hij stond hier lijk 'n kluizenaar, door vrome voorgeslachten gesteld, om ons en onze jeugd al zeegnend af te wachten. Zijn kruin was 't kerkgewelf, waarin de vogelen met velen, bij zonopgang, te lentetijd, hun orgel kwamen spelen. En toch heeft hem zijn ouderdom, noch 't smeekgeruisch der blaren, van 't heiligschennend beulenwerk der menschen kunnen sparen. Agricola! ik zal het gansch de wereld rond vertellen: Waarom heeft uw wandrochtlijkheid dien lindeboom doen vellen? En rustig spreekt Agricola en eeltig wrijft zijn handen: Gij dichters voelt dag in, dag uit, in u het kunstvier branden! Doch ik - 'n simpel boer - o wil u mijner toch erbarmen! - ik heb ik altijd hout van doen, om mijnen heerd te warmen! Om. K. De Laey Vorige Volgende