Biekorf. Jaargang 18(1907)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Voor mijn venster NU ligt mijn lentehoveke ál in 't late licht gebaad, dat uitgolft over 't blankgebloei van bloemen en van boomen, en met een lucht van rozen komt mijn venster binnenstroomen, hel-lichtende om mijn hoofd en om mijn droomend-stil gelaat. Zoo roerloos staan de boomen met hun meische kleeren aan, of ze als gekapte paters stil hunne avondbeden baden; zoo schoon met al hun takken wit - bebloesemd volbeladen, die in wijd-doorlichte lucht breed-kruinend opengaan. In donzig-zachte weemling, die dees schoonheid nog vermooit, licht dwarrelt uit het boomgewelf een blanke bloesemregen, als geurend-bonte bloemen die, op groen-bemeide wegen, bij 's Heeren plecht'gen ommegang een kinderhandje strooit. Zoo vol onuitgesproken vreugd ligt alles nu en stil in 't witte waas der avondvree die spreidt om alle dingen; en 'k hoore door de stilte alleen een vogelken aan 't zingen, dat in die broze, meische pracht geen stonde slapen wil. Nu zie ik 't al van kleur en tint verteedren om mij heen; ik voele mij zoo blij te moe in al die weidsche vrede, [pagina 8] [p. 8] en 't wordt me, of uit den lentenacht, met maagdlijk-ranke leden, en stillen stap, me een zusterziel zal komen toegetreden... Aug. Van Cauwelaert Vorige Volgende