- Gezelle toch, die de Friezen en hunne taal zoo wel kende!
Nu wil ik, ter eere van Friesland, mijn welbemind vaderland, zulk eene kleine bijvoeging voor Biekorf schrijven, betreffende die schoone bloeme, en wat Fr. Hyacinthus daarvan zegt: ‘de waterlelie is de weêrga van den zwaan’; en: ‘droeg het gewas niet alreeds den fraaien naam van waterlelie, 'k jeunde het dien van zwanebloem.’
Wel! die naam zwanebloem, onder den vorm swanneblom, volgens den eisch der Friesche tale, is in der daad de naam, dien de Friezen aan deze hunne veelgeëerde en welbeminde wapenbloem geven. Immers de swanneblom, de Nymphaea alba der geleerden, is de wapenbloem der Friezen, en hare bladeren, de vlakke, ronde bladeren, die op het water uitgespreid liggen, de zoogenoemde pompeblêdden, zeven in getal, vertegenwoordigende de zeven Friesche zeelanden (gewesten, gouwen), versieren het wapenschild van 't aloude Friesland, toen het nog in de middeleeuwen in zijnen grootsten om vang bestond.
De Friesche dichter Dr Eeltje H. Halbertsma heeft dan ook een van zijne schoonste gedichten aan de Friesche Swanneblom gewijd. -
Wat Fr. Hyacinthus verder schrijft, namelijk dat ‘in Noord-Nederland even als in West-Vlaanderen, zwanebloem de naam is van de Butomus umbellatus’, is slechts gedeeltelijk waar. Voor Holland moge dit gelden; voor friesland echter niet. In Friesland heet de Butomus niet zwanebloem (swanneblom). In Friesland heet dit gewas: stoeltsjeblom (stoeltjebloem), omdat de kleine kinderen van de dikke zachte stelen dezer plant, en van kleine stokskens (b.v. lucifers-houtjes, zonder de brandbare kopkens) kleine stoeltjes, en ook ladderkes maken.
Haarlem
Johan Winkler