Biekorf. Jaargang 17
(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |
Liederen van te LandeDe Trekzak
ALS een FranschmanGa naar voetnoot(1) wordt geboren
draagt men hem ten doop;
Satan heeft een ziel verloren,
vrienden komen 't hoop.
Elk op 't heil van 't kindekijn
doopt zijn keel met brandewijn.
Trekzak, trekzak, moezel blijde,
't is verdiend,
want uw liedje
telt een nieuwen vriend.
Als in Frankrijk Vlaamsche slaven
na den werkdag heet
rusten loom gelijk begraven
onder moeite en leed;
door de schure moezelt zoet
speelboek 't lied van hoop en moed.
Trekzak, trekzak, lok maar spoedig
hun verstand
naar hun liefken
en naar Vlaanderland.
Weergekeerd op Vlaamschen gronde
bij zijn zoetelief,
koopt de landman stoof en sponde
met wat huisgerief.
Trouwt hij zonder gold op zak
toch de speelman zit op 't dak.
Trekzak, trekzak, met uw liedje
leid de vreugd;
achter 't paartje
danst de wilde jeugd.
| |
[pagina 319]
| |
Als de landman wordt gedregen
in een schrijn ter kerk,
geeft de pastoor hem den zegen
loon van moed en werk.
't Orgel met zijn droeve stem
moezelt zacht van requiem.
Groote trekzak, ween niet hooploos
om dat lijk;
de arme Franschman
had een ziele rijk.
Theo Brakels | |
Van Trezeken
ZOMERDAG, wanneer ge uwe oogen
op het oogstveld opendoet,
komt uw vriend de kleine Franschman
uit het hof u te gemoet,
want uw aanzicht glanst zoo zoet
als het blozend wezeken
van Trezeken.
Wijl de leeuwerk in de wolken
zijne lieve vooiskes fluit,
kijk ik met de hand aan de oogen
naar den vromen zanger uit.
- ‘Ziet ge Vlaandren, kleine guit?
Groet dat leutig meezeken:
mijn Trezeken.’
Als de zon met heete lippen
in het veld mijn nekke kust,
'k vind die vriendschap overdreven.
- Zonneken laat mij gerust,
zoo me soms uw kozen lust,
zoeter smaakt een bezeken
van Trezeken.
| |
[pagina 320]
| |
'K maaie, maaie, zonder rusten,
al ontvalt mij soms een traan,
al verlamt me nood en moeite,
'k maai door 't leven eene baan.
Op de stoppels wil ik gaan
met het arme weezeken,
met Trezeken!
Theo Brakels |
|