Biekorf. Jaargang 17(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gelegenheidsversjes van Guido Gezelle Gelukwensch: 'k HOOR her en her den hamer slaan, in Tieghems hooge stede, den blaasbalg op- en nedergaan al zuchten, hoore ik mede: 't is Ivo, die, van ambacht smed, den bosch in reppe en roere zet, terwijl Alfons, nog ongetand, de snaren van zijn liere spant. Sulpitius, Alfons Supply, bediedt uw naam, vol eeren; twee heiligen, die verre en bij Gods lessen gingen leeren. Twee heiligen patroonen u: Maria, daarbeneven, nu (de naam is 't van uw vrouwtje fijn) zal 't drietal doen voltallig zijn. Het ijzerwerk en ging u niet, gij wildet nieuwe leden in Christus heilig kerkgebied, niet met den hamer, smeden; en in dat heilig zielenvier uws herten, nog onmondig schier, voorspeldet gij dat eens gij zoudt juweelen smeden honderdvoud. [pagina 255] [p. 255] Daartoe had God u wel bereid en toegerust, met alles dat neerstige onvermoeibaarheid, dat zoet en liefgetal is: een ziele gaf u God die zong, die klankvol als een snare klonk, die al wat ooit omtrent u kwam de droefheid en 't getreur ontnam. Wie mocht er ooit uw weêrga staan in 't volk zijn les te leeren? in kinders, ruw en ongedaan, allengskens om te keeren? Te keeren en te wenden tot een menigvuldig beeld van God; een beeld, daarin gij ook, gemaald, vol deugd en vol geleerdheid straalt. Dat ging alzoo dóór menig jaar, dóór leede en lichte dagen, en iedereen zei: ‘Hoe of waar zal Alfons hulpe vragen? 't En is bijkan in Vlaanderland, voor zulk een hert, geen wederpand, geen wederhert te vinden, of 't en ware in Sinte Martens hof!’ Dat hofken langs de Leye ligt, in Kortrijks oude stede; vermaard is 't, en aldaar gericht was Alfons' eerste schrede; in beêvaart gaande zag hij daar een kostelijke blomme, entwaar; hij zei, en sprak de waarheid fijn: ‘Die blomme zal de mijne zijn!’ En 't is, acht dagen leên, geschied, het plukken van die schoone, de reine rooze, in 't grondgebied van Kortrijks oude kroone; te Tieghem zal zij, bloeiend aan de kroone van Sint Aarnout staan, en heeten in den bruiloftbrief, Alfons zijn allerliefste lief. [pagina 256] [p. 256] Proficiat! 'k en wete albij wie eerst, wie meest geprezen: is 't hij of zij; is 't zij of hij, de deze of wel den dezen?... Proficiat! u tweên gelijk, zoo is 't dat ik dat effen strijk, en wensche.... wel, wat zou ik dan? de vonte.... en veel geluks ervan! 23 Hooimand 1896. G.G. Vorige Volgende