Biekorf. Jaargang 17
(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 7] | |
David en Goliath op ZeeSEDERT het vermaarde tweegevecht tusschen den Filistijnschen reus en den herdersknaap uit Israël, is er nu al een tijdeke verloopen, en Eva's kinderen liggen nog altijd aan de slag. Hoe ouder de kinders worden, zoo zei vader en moeder dikwijls, hoe meer geld ze kosten. De speer en het zweerd, de kei en de smijtlap, golden te weinig duur, en doodden bij lange niet dapper genoeg: ten koste van veel tijd, veel geld en veel vernuft, is men er toe gekomen om te moorden met de machien, zoo de menschen zeggen, en, moesten de twee bovenvermelde nog eens weerkeeren, men zou ze nu een paar andere wapens in hunne vuisten steken Maken wij eerst kennis met eenen modernen Goliath. Het groote huidige pantserschip, door de Engelschen ‘battleship’ geheeten, is waarachtig bij uitmuntendheid | |
[pagina 98]
| |
het strijdschip en in eenen zeeslag geldt het zooveel als een legerkorps bij eenen veldslag. Een reusachtig vaartuig is het, van rond de 15000 ton of, in gewone menschentaal, een schip dat met al zijne bijbehoorten: machienen, vuurmonden en voorraad, 15 millioen kilos weegt. De ‘Mikasa’, admiraalschip van den vermaarden Japanner Togo, is er een van 15440 ton. Engeland is de grootste zeemacht en houdt eraan om die te blijven, om ook op dit gebied te kunnen zeggen: ‘We are the best shop in the world - ons is de beste winkel in de wereld. Daarom liet men op 10en in kortemaand laatstleden, te Portsmouth, de Dreadnought van stapel loopen, het grootste pantserschip dat ievers bestaat en ooit bestaan heeft; een schipke van 18000 ton, 163 meters lang, met aan boord 10 twaalfduim kanonnen in plaats van de gewone 4, met 18 snel vuurmonden, zonder 't kleiner geschut; vroeger, om zulk een drijvende versterking klaar te krijgen, had men van 34 tot 56 maanden noodig, de Dreadnought werd gereed en geredderd in 4 maanden tijds. En kostelijk is zulk moordtuig; men zegt ons immers dat men een groot pantserschip omtrent de 30 millioen frank betaalt; dat zal ook niemand verwonderen, als men zal zien, hoe wel het beschut is tegen de slagen der vijanden, en terzelvertijd hoe sterk gewapend om rondom hem dood en vernieling te plegen. Welk is zijne beschutting? Zijn bijzonder maaksel, zijn vorm zijn voor hem reeds eene eerste bevrijding. Inderdaad, het is een zeer kloek schip gansch uit ijzer en staal verveerdigd. Zijne buitenwanden zijn dubbele, ijzeren holle muren. Die holte of tusschenruimte in de buitenmuren, rond geheel het vaartuig, is verdeeld in daaromtrent 200 afgeslotene vakken of verdeelingen. Wordt er bijgevolg eene opening geschoten in het buitenste deel van eenen wand, dan kan het water nog in het schip niet vloeien maar alleen in de tusschenruimte van het gekwetste deel. Daarbij zitten die enge muurkamertjes volgepropt met kolen of andere stoffen die ook het water zullen beletten binnen te dringen. | |
[pagina 99]
| |
In uitwendigen vorm verschilt het ook grootelijks met de slanke en rilde strijdschepen van vroegere eeuwen. Daar deze hoog en statig boven het water uitrezen, zit het huidig pantserschip, voor het grootste gedeelte, in de golven verdoken. Zijne wanden rijzen uit den waterspiegel niet loodrecht naar omhoog, maar hellen, naar boven toe, sterk naar binnenwaarts, om alzoo maar eene schuinsche en bijgevolg min kwetsbare oppervlakte aan het geschut van den vijand te bieden. Is dit kloek schip nu reeds veerdig om ten strijde te trekken? Zekerlijk neen, want met het zwaar geschut dat de krijgsmachten hedendaags in handen hebben, ware het een kinderspel om het te doorschieten en in den grond der zee te boren. Men zal het dus bekleeden met een stevig pantser dat bestaat uit groote stalen platen van 20 of 30, ja zelfs 40 en 45 cm. dikte, bestand tegen bijna alle kogels en bommen; want nu bezigt men een gansch bijzonder staal met nickel of chrome vermengd, die het staal nog steviger maken. In dit beschuttingswerk dient maat gehouden te worden; zulke stale platen immers kosten peperduur en daarbij zijn het geene lichte pluimpjes; moest men geheel het vaartuig onder en boven beslaan met zulke vrechten, 't ware nutteloos dat de vijand kwam om het te bestrijden; het pantserschip, bezwijkende onder zijne eigene last, zou zijn ruste gaan zoeken op den bodem der zee. Dus genoeg beschut maar niet te veel! Welke deelen verdienen dat meest? De vlotlijn, de machienen en het grof geschot. De vlotlijn of de plaats tot waar het schip in het water zit, moet eerst en vooral beschut; want iedere bom of houwitsergranaat, die daar doel treft zou er eenen wijden weg boren voor het water. Men bezigt hier dus de dikste schutsplaten, vooral in het midden der zijkanten waar bachten het kloppend hert van het schip, zijne machtige machienen zitten. Bij vele oorlogschepen is het pantser daar 35 tot 40 cm. dik; op het fransche oorlogschip ‘Amiral Baudin’ zijn zij zelfs 54 cm. dik, doch zijn 't slechts ijzeren en geen stalen schutsplaten. | |
[pagina 100]
| |
Deze beschuttingsplaten zitten maar tot op 1,20 meter diep in het water; en waarom wordt het vaartuig niet dieper beslegen? Het ware nutteloos; want de bommen of houwitsergranaten met ontplofbare stoffen gevuld, dringen doorgaans in het water niet; zij bersten open wanneer zij tegen de oppervlakte der zee stooten, andere springen wederom op, om verder, reeds krachteloos, neer te vallen. Ten anderen, moest het gebeuren dat een kogel door het water dringt, daar hij van zeer ver bijna plat naar zijn doel komt gevlogen, zou hij moeten verscheidene meters ver door het water boren om de kwetsbare deelen van het vaartuig te treffen; en het water, door zijnen weerstand, zou hem zoo wel weten te temmen, dat hem als hij aan het oorlogschip komt, kracht zou te kort schieten om het grootelijks te deeren. Het water zelf speelt hier dus de rol van schutsplaat, en alzoo heeft niets van hetgeen onder water zit te vreezen voor de kannonnen. Boven de waterlijn zijn de noodige schutsplaten 10 tot 15 cm. dik. Het dek boven de machienen heeft een pantser van 10 cm. dikte. En als het gebeurt dat eene welgerichte bom dit dek doorboort en met geweld zijne scherven langs alle kanten rondslingert, zullen deze toch de machienen niet kunnen beschadigen. want op 1m50 onder het eerste is er een tweeden stalen dek van 3 tot 4 cm. dikte om scherven en stukken tegen te houden. Boven op dit dubbel dek staan twee leege, dikke, draaibare torentjes, de bergplaatsen der groote kanonnen; ze hebben een pantser van 45 cm. Eindelijk achter het eerste torentje staat het ‘blockhaus’ of de schuilplaats van waar de opperbevelhebber, gedurende het gevecht, alles gadeslaat en met telephonen, spreekbuizen, electrieke bellen en andere toestellen zijne menigvuldige bevelen aan den man brengt. Het blockhuis heeft hetzelfde pantser als de torentjes. Welk is nu de strijdmacht van zulk een oorlogpantserschip? | |
[pagina 101]
| |
De ‘Kniaz Potemkine’ (sedert zijn vreezelijk muitspel op de Zwarte Zee, gedurende laatsleden zomer, herdoopt tot ‘Panteleimon’) heeft 4 reuzenkanonnen van 12 duim of 30,5 cm., 14 van 15 cm., een twintigtal kleine snelvurende kanonnen van 7 cm. 5; daarbij nog 30 of meer mitrailleusen en eindelijk 6 torpedowerpbuizen.Ga naar voetnoot(1) Voor manschap heeft het boven de 700 soldaten; De ‘Mikasa’, Togo's schip, heeft er 741 en Rodjeswensky's ‘Kniaz Souvaroff’ in den beroemden zeeslag van Tsouchima omgekomen, had er 782. De hierboven vermelde kanonmaten duiden de doorsnede aan van de muil van het kanon of de dikte der bommen. De 4 groote kanonnen die ten minste 12 meters lengte hebben, (want er zijn er van 18 m.) liggen twee en twee in die draaibare torentjes waarvan boven spraak was. Hunne lange muil steekt door eene opwaarts loopende spleet van het torentje, waarin zij zich op en neerwaarts kunnen bewegen. 't Zijn waarlijk schrikbarende monsters, oordeelt liever: Het kanon van 32 cm. en 12,20 meters lang, dat op verscheidene japaansche oorlogschepen gebruikt wordt, weegt rond de 70,000 kgr. en kan zijne bom, 450 kgr. zwaar, 18 km. ver werpen met eene aanvankelijke snelheid van 900 meters per seconde. In de wereldtentoonstelling te Dusseldorf, in 't jaar 1902, stelde Krupp een kanon ten toon, van 30,5 cm. dat 110.000 kgr. weegt en zijnen kogel 26 km. ver kan jagen! meer dan genoeg om uit Frankrijk al over de ‘Mont Blanc’ in Italie te schieten. En daar een zeeslag gewoonlijk geschiedt op eenen afstand van slechts 2000 of 3000 meters, is 't begrijpelijk met welk vreeselijk geweld de kanonballen hun doel treffen. Eene opwerping komt hier natuurlijk voor den geest: die schrikkelijke kanonnen zijn toch te zwaar en te weinig | |
[pagina 102]
| |
handelbaar om daarmede naar een bewegend doel, zooals een vijandig schip, te mikken! Voor menschenkracht zou dit waar zijn; voor machienen niet. En vergeet niet dat een hedendaagsch oorlogschip eene geheele machienenwereld bevat. Daarbinnen, te midden, zuchten en zwoegen statig en machtig de overgroote stoommachienen van 16000 peerdekracht. Zij zijn het die de twee groote schroeven onder den achtersteven in het water doen schijveren en het schip vooruitdwingen met eene snelheid van 18 knopen of bij de 10 meters per seconde. Zij zijn het die, na hunne macht in de dynamos tot electriciteit verdraaid te hebben, al de binnenzalen en gangen met een zoet electrisch licht overgieten; of bij de groote kanonnen het ‘blockhaus’, op den vóór- en achtersteven en in den strijdmast de sterke ‘reflectors’ of weerkaatslichten aansteken, die gedurende den nacht mijlen ver hunne helderklare lichtstralen, over de zee schieten; of wel nog ten allen kante de kleine windmolentjes doen draaien om de bedorvene lucht met den machienengeur naar buiten te jagen; of ook nog in alle hoeken en kanten electrische toestellen, naar 's menschen wil, in gang steken om al het lastige werk te verrichten. Alzoo is 't dat eene electrische machien de gepantserde torentjes met hunne zware kanonnen rechts of links draait, naar beliefte van den kanonnier. Eene andere steekt den loop van het kanon naar omhoog of duwt hem naar beneden. Eene machien is het ook die de zware bommen in de diepe magazijnen van het schip gaat zoeken, ze, door eene gepantserde buis naar boven bij het kanon brengt, en ze zelfs in het kanon duwt. Nu kunt gij verstaan hoe de kanonnier zijn reuzenkanon naar alle mogelijke punten, hoog of leeg, links of rechts richt, met hetzelfde gemak en bijna zoo rap als gij 't zoudt doen met uwen wandelstok. Om een volledig gedacht te geven van die monsters, mag hier bijgevoegd worden dat het zeer kostelijke stukken zijn, en die geenen langen dienst kunnen doen. Ziehier een | |
[pagina 103]
| |
rekeningske voor een kanon van 32 cm. Het kanon zelf kost 400,000 frank, zijne beweegmachienen en andere toebehoorten 500,000 frank en zijn pantsertoren 300,000 frank. Dat maakt te zamen 1,200,000 frank. Het komt daarbij zeer kostelijk met zulk een kanon te schieten. Inderdaad, daar het kanon versleten is na 100 scheuten, mag men iederen keer 4000 frank rekenen voor de slete; iedere bom kost 3000 frank en vermits men daarbij nog iederen keer 140 kgr. kostelijk rookloos poeder verbrandt, zoo stijgt iedere scheut tot den prijs van rond de 8000 frank! Hoe komt het dat zulke machtige kanonnen versleten zijn na een hondertal scheuten? Bij iedere scheut worden kleine deeltjes van het kanonstaal afgesmolten of afgeëten: hetzij door de groote warmte, veroorzaakt bij het losbranden van die zware hoeveelheid buskruit; hetzij door de bijtende gazen van het verbrande poeder; ze krijgen immers bij het ontploffen in het kanon eene schrikkelijke drukking die kan stijgen tot bij de 3 duizend atmospheren. Alzoo komt het dat na een zeker getal scheuten, de schoonglimmende en regelmatig gereefde binnenkant van het kanon gelijk wordt aan het ruw vel van eene oranjeappel; zelfs de noodige reven worden uitgevaagd. Een kanon van 30,5 cm. is versleten na 124 scheuten. Dit van 24 cm. na 250; dit van 15 cm. kan boven 400 keeren gebezigd worden en dit van 7,5 cm. meer dan 2000. De 14 kanonnen van middelbare grootte zitten alhier en aldaar met hunne dreigende muilen door de ijzeren wanden van het schip te gapen. Onder deze is er een dat bijzonder onze aandacht dient op te wekken. Het is een kanon van 10.000 kgr. dat op het uiteinde van het schip, aan den voorsteven geplaatst is. Moeilijk moet het zijn om juist te schieten met dit kanon! want ziet: bij iedere der zeebaren die gestadig malkaar opvolgen, gaat de voorsteven op en neder. Het kanon blijft dus geen oogenblik op hetzelfde punt gericht: | |
[pagina 104]
| |
het is een gedurig op- en neerwaarts wijzen. En nochtans kan nien daarmede met zekerheid een aangewezen doel treffen; want bij het wispelturig voor- en achterwaarts hellen van het kanon is het de geheimzinnige hand der tooverende electriciteit die op het gepast oogenblik, zonder iemands liulp, het kanon zal doen losbranden! 't Is wonderbaar en nochtans doodeenvoudig. Iedereen kent het waterpas der metsers: een driehoek uit drie latjes gevormd, aan den bovenhoek hangt een koordeken met een stukje lood. Wanneer het waterpas plat staat, hangt dit juist vóór het schreefje in het midden van het onderste latje gesneden; op eene hellende oppervlakte hangt het ernevens en duidt de helling aan. Vastgemaakt aan het kanon van den vóórsteven, zal het stukje lood gedurig de verschillende helling ervan aanwijzen. Iederen keer dat het kanon de vereischte helling heeft zal het loodje op dezelfde plaats hangen. Veronderstelt nu dat de kanonier op die plaats eenen nagel slaat; het loodje zal er komen tegenrusten iederen keer dat het kanon door de bewegingen van het schip de aangeduide helling bekomt. Daar is gansch het gedacht hier te werke gesteld. Natuurlijk zult gij hier geen metsers waterpas vinden. Het koordeke met zijn loodje is vervangen door eenen zwaren slinger, die, in plaats van te komen leunen tegen eenen nagel, twee electrische geleiders samenduwt en alzoo de electrische stroom voorbij laat snellen die oogenblikkiglijk het vuur aan het poeder steekt. En daar vliegt een kogel van 50 kgr. de muil van het kanon uit, met eene snelheid van 800 meters per seconde, die misschien den genadeklop aan zijn getroffen slachtoffer zal geven. De kanonkogels zijn nu niet meer gelijk eertijds, groote of kleine ronde ballen. Het zijn stalen rolletjes, 2 of 3 keeren zoo lang als dik, waarvan het vorenste uiteinde scherp afgerond is. De kogels zijn dus, voor hetzelfde gewicht dunner maar langer dan eertijds. Daarbij zijn de kanons langs binnen met schuinsch loopende reven, | |
[pagina 105]
| |
en de kogels vliegen al snel draaien in de lucht. Dit alles maakt dat zij minder tegenstand in de lucht ontmoeten en bij hetzelfde geweld als eertijds zullen zij veel verder vliegen of met meerder kracht tegen hun doel stooten. Onder de groote kanonkogels bestaan de eene bijna heel en gansch uit een stuk staal. Zij hebben alleenlijk in het onderste deel een kleine holte met eene soort dynamiet gevuld. Deze boren gemakkelijkst door het pantser der oorlogschepen. Andere zijn geheel holde en die binnenruimte is in twee deelen verdeeld: het grootste deel zit vol ballen of ook scherpe stukjes staal in gesmolten sulfer vastgezet; daar boven of daaronder zit de andere ruimte vol dynamiet, dat zal ontploffen wanneer de kogel met geweld tegen een hinderpaal stoot. Daardoor springt de kogel aan stukken die te zamen niet de ballen en andere scherven met groot geweld ten allen kante rondgeslingerd worden. Dit kan verschrikkelijke uitwerksels hebben. Alzoo, gedurende den veldslag op den Yalou tusschen de Chinezen en de Japanners, viel een kogel van 30 cm. op het japaansch admiraalschip, doodde er 30 man en kwetste er 70! De strijdmast, die omtrent te midden boven op het schip geplant staat, is eene holde ijzeren kolom waarboven een of twee groote ijzeren kuipen gespit zitten. Deze bevatten verscheidene der kleine snelvurende kanonnen van 7.5 cm., eenige mitrailleusen en ook electrische weerkaatslichten of zoeklichten. Daarboven staat nog een lichtere mast, gebezigd voor den draadloozen telegraaf, voor de licht- en vlagsignalen waardoor het schip in gesprek komt met andere schepen. De mitrailleusen waarvan zooeven spraak was, zijn een soort van zelfwerkende geweren op eenen driepikkel vastgemaakt die in ééne minuut 5 tot 6 honderd kardoesen achtereenvolgend kunnen losbranden. Zulke zijn, bij voorbeeld, de mitrailleusen Maxim, Nordenfeldt, Hotchkiss. Veronderstelt eenen revolver, groot als een geweer, waar- | |
[pagina 106]
| |
van het trommeltje met 7 kogels, vervangen is door eene lange riem hekeldik voorzien met geweerkardoesen zooals de kardoesenriem der Boeren in Transvaal. Het is de achteruitstoot van het geweer, dien de jagers bij het schieten gevoelen tegen hunnen schouder, die hier gebezigd wordt om de riem eene kardoes verder te duwen en dezen te doen losbranden. De soldaat moet dus enkel een eerste maal den haan overtrekken; want het geweer zal zelf en bliksemsnel de andere kardoesen losbranden. Om de verhitting van het geweer, door dat herhaald schieten veroorzaakt, te bestrijden, doet men water rond den geweerloop vloeien of wel voorziet men hem met kleine rechtstaande ijzeren plaatjes, gelijk men aan de verwarmbuizen ziet. Een laatste wapen en niet het minste zijn de 6 torpedokanons in de wanden van het schip verdoken, en die zullen, als de gelegenheid er toe gunstig is, de wonderbare en alvernietigende torpedos uitwerpen. Ziedaar nu onzen Goliath strijdveerdig: zijns gelijken mag hij uitdagen; maar David met zijnen werpsteen, 'k wil zeggen de kleine torpedoboot moet hij vreezen, en vreest hij inderdaad: getuige daarvan de schrik der russische matroozen op de Noordzee in de nacht tusschen 21 en 22 October 1905, en de betreurensweerdige ongelukken die zij teweeg brachten onder de Hullsche visschers. ('t Vervolgt) H. Callewaert |