lied. Alfred Weustenraad - Verriest vergeve het ons, wanneer wij den naam niet juist schrijven - was een jongen van vijftien jaar en hij was een dichter.
Hij dichtte van zijn moeder, hoe zij op Zaterdagavond de kinders wiesch, zoo naïef en zoo heerlijk. En met de anderen is het juist hetzelfde: ‘Ik heb er velen begraven!’
4000 Vlaamsche studenten zingen nu Vlaamsche liederen, maar de ouderen zingen nog niet. Geen wiegeliedekes en weversliederen vindt men er nog, maar ze komen. Hoort maar!
En toen hoorden we een zoet wiegeliedje voorgedragen op een wijze, zooals alleen een dichter dat kan.
De derde beweging is de dolle en de ziel van die beweging is de naam Rodenbach. De studenten noemen zich ‘vrienden van Rodenbach’, het zijn gilden en hij, Rodenbach, richtte ze op. Reeds als kleine jongen was hij de lichtende geest, het machtige woord, het schoon en heusch lichaam.
Zijn ‘Goedroen’ is een meesterwerk, dat hij schreef op 21 jarigen leeftijd, ziek zijnde op zijn bed. Het drama lag reeds in de papiermand, toen Jan van Beers het redde en het de gouden medaille hors concours verwierf.
Hij was de ziel van de Blauwvoeterij! die uitging van het seminarie, waar het verboden was Vlaamsch te spreken.
Deze zes woorden werden de derde VI. beweging. Men verwijt Rodenbach in Noord-Nederland woordenpraat om niets. Voor een Vlaming is niets klein!
Met de lezing van een gedicht ‘de Zwane’ sloot prof. Verriest zijn eerste deel.
Na de pauze sprak hij over vier nachtegalen en liet ze zingen voor ons.
Vier dichters hebben den nachtegaal beluisterd en zijn zang ‘achter’ gedaan, dat meende hij met zijn nachtegalen, niet de dichters zelf.
In Vlaanderen mag een dichter, zoowel merel als koekoek, als musch, die niets dan ‘dief, dief!’ roept, zijn, terwijl men in Noord-Nederland alleen nachtegaal of geen nachtegaal zijn kan.
Maar Karel van Gheldere, Gezelle? een klein kapelaantje, en René de Clercq, zij gingen luisteren met voorzichtige voeten en zongen den nachtegaal, alle vier anders.
Die vier gedichten las Verriest ons voor met zijn zacht geluid en zijn dichterziel.
‘Zoo zijn de vier nachtegalen op verschillende manieren, maar wij hebben u lief, natuur, in Vlaanderen! Natuur, wij minnen u!’
Hiermede sloot prof. Verriest zijn heerlijke voordracht.
Luid applaus volgde en na een woord van dank, sprak de voorzitter den wensch uit, dat Verriest nog lang mocht leven, lang en gezond tot heil van Vlaanderen.