engelsche geneesheeren, in eenen geneeskundigen opstel mêegedeeld, dat menschen, die van koepokken aangedaan geweest waren, van menschenpokken zeker verschoond bleven; Dr Noth, ook een engelsche geneesmeester, entte zijn eigen zoon, en terzelvertijd andere kinders, met de koepokken in 't jaar 1786; schoolmeester Plett, uit Holstein, in 't toenmalige Denemarken, deed, in 1791, drie kinders dezelfde bewerking ondergaan; en hij kon waarnemen dat, van al de bewoners van het huis, waar die kinders in geënt geweest waren, bij eene latere pokkenbesmetting, slechts de ingeënte kinders van de ziekte gespaard bleven.
Het zaad der kostbare ontdekking hing, als ik zoo schrijven mag, om zeggens in de lucht; maar bij Jenner alleen viel het zaadje op vruchtbaren bodem; bij hem alleen had het gewas veien grond genoeg gevonden, en in hem den voorbestemden bezorger getroffen, die 't vasten wortel zou doen schieten, als heerlijken boom doen opwassen en schooner vruchten afwerpen dan er wel honderd jaren lang, door menschenzorg gekweekt en door menschenhand geplukt zouden kunnen zijn.
Alreeds van den eersten aanvang zijner geneeskundige werkzaamheid had Jenner, met de meeste oplettendheid, die gevallen gadegeslagen en nagegaan waar bij melkers en melkerinnen koepokken ontstaan en uitgebloeid waren; den gang hunner ziekte had hij nauwkeurig vervolgd en ook opgemerkt en aangeteekend dat zij gewoonlijk maar één enkele maal van die kwale overvallen wierden.
Hij had ook met stelligheid waargenomen dat de koepokkenzieken naderhand nooit door echte pokken aangetast waren; of wierden zij, geheel uitzonderlijk, door de echte pokken besmet, deze laatste een uiterst goedaardig verloop aantoonden.
Twintig jaar lang heeft hij daar zijn bijzonderste werk van gemaakt; zijne oogen open gehouden voor al dat hem nader beleering kon geven over dat voor hem zoo gewichtig vraagstuk; andere onovertuigde medebroeders, tot ver-