Biekorf. Jaargang 16(1905)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende In Memoriam van R. Wagner's Faust-ouverture KAMP en lijden van een wilde ziele!.... Worstelen des storrems, dien ze in hare kolken draagt; 't is 't woeste loeien, in de diepste diepten, eindeloos verre, dat de gapend afgrond wijder scheurt; het zwijgt nu.... doodangstwekkend stil!.... de storrems slapen?... Zuchtend, wringend, woelend, huilend uit de diepgeschokte, daverende krochten rijst het ongeweerte, wijl de ontstelde weergalm achterklaagt, zoo lange en droevig: schuifelend, sissend stijgen thans de stroomen door elkander: smeekend komt een stemme duidelijk fluisteren, zacht, God! Jehovah! ach!... diepe zucht iets, diepe, diepe... 't nadert stijgend, luider, klaarder, schurder: dreunend schrikverwekkend donderrotsen dat ten hemel een vervloeking braakt: Geen God! neen! A. Peeters Vorige Volgende