Biekorf. Jaargang 16
(1905)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |
Roermond, 15/5/05.
| |
De Stadskoeheerd (koeherder) van Roermond.
| |
[pagina 178]
| |
Zij grazen zoo lustig, en 't doet haar zoo wel,
Zoo wel,
Het melkrijke gras met de goudgeele blom,
Blom, blom,
Die heerlijk als boter verlokkelijk glom.
Toet-toe....t.
De frissche natuur doet zoo goed!
Toet-toet!
Het middaguur nadert en de uiers zijn rond;
Terstond
Zijn vroolijke melksters met de eimers gereed,
Ge weet
Waar vloeiende, schuimende boter in gleed.
Toet-toe....t!
De zonne staat 't hoogst weer in gloed.
Toet-toet!
Herkauwende liggen ze rustig in 't groen,
In 't groen,
De spelende runderen springen in 't rond,
In 't rond,
Den staart in de lucht en den kop naar den grond.
Toet-toe....t.
Elkeen naar zijn gadinge doet.
Toet-toet!
Als de eene zich neervleit en de andere draaft,
Ja draaft,
Dan laaft zich een derde aan den zilvrigen plas,
Die 't gras
Zoo vaak, overstroomende, voedende was.
Toet-toe....t.
Na d'arbeid is rusten zoo zoet!
Toet-toet!
Wen de avond genaakt en de zon weer verdwijnt,
Verdwijnt,
En hoog op den toren, gehuld als in goud,
In goud,
| |
[pagina 179]
| |
Christoffel zijn dierbare stad nog aanschouwt,
Toet-toe....t,
De heerde naar heim keeren moet.
Toet-toet!
En als ik dan heim ben, de beestjes op stal,
Op stal,
Dan ga ik naar Hanna, de koemeid, mijn schat,
Mijn schat,
De schoonste van allen, de liefste der stad,
Toet-toe....t,
En breng haar mijn koeherdersgroet!
Toet-toet!
|
|