| |
| |
Een inventaris van 't jaar 1632
Ter inleiding
DE hier volgende boedelbeschrijving of inventaris werd opgesteld, in 't jaar 1632, ten sterf huize van Jonkvrouw Joanna Wyts, dochter van Mijnheer Guilliaume, heer van Helst, voorzitter in den Raad van Vlaanderen.
Zij was in den echt getreden met Jonkher Jacques de Fevre, heer van Labroucke, advokaet, schepen van het Vrye, die stierf op 19n July 1647Ga naar voetnoot(1).
Daar minderjarige kinderen deelrechtig waren in de nalatenschap van hunne vrouw moeder Joanna Wyts, zoo werd deze staat van goederen opgemaakt, onder het toezicht van hun grootvader materneel Guilliaume WytsGa naar voetnoot(1).
| |
| |
Dit handschrift schijnt ons zeer belangrijk te zijn.
Eerst en vooral zou men weinig dergelijke stukken vinden die met zoo een groote zorg zijn opgesteld. Geen wonder: grootvader Wyts, uit hoofde van de hooge plaats die hij bekleedde, was de eerste de beste niet; hij wierd vertegenwoordigd bij de schatting, en juist hierom staat deze beschreven tot in de minste, ja soms lachverwekkende, bijzonderheden.
Zoo komt het dat wij ook een nauwkeurig onderzoek kunnen doen in het huis van eene zeer aanzienlijke familie uit het begin der XVIIe eeuw. Wij volgen de schatters van onder tot boven, alle plaatsen dóór, tot in den hof toe; zij wijzen ons elk voorwerp aan, dáár waar het staan of liggen moet. Het is huisraad groot en klein; 't zijn kleederen, schilderijen, lijnwaad, juweelen, boeken, enz. wier overzicht ons het leven en gebruiken voorstellen van de hoogere standen der maatschhappij.
Ja, er steekt gang en leven in de oude taal, in die schijnbaar dorre regelen van het ruwe handschrift. Niet een bloote opsomming van nummers en artikelen, als op lijsten voor verkoopingen hedendaags, zal men hier vinden. Nauwkeuriger beschreven staat hier alles, met prijs en weerde, met nut en gebruik, zoo eenvoudig!
Toch, bekennen wij het volgeerne, meer dan een punt kwam niet klaar uit onze lezing. 't Past aan Biekorf 's wijze lezers die nader uit te leggen. Een vraagteeken soms kan tellen als teeken van voorzichtigheid.
Eer wij nu in 't huis van Jacques de Fevre binnentreden, bedanken wij den heer Alfred Ronse-Liebaert, voordien schepen te Brugge, die ons het leerrijk handschrift heeft ter hand besteld, en niet weinig medegeholpen tot de verklaring ervan, door zijnen wijzen uitleg.
Onze inventaris is een tamelijk zwaar boekdeel, dat
| |
| |
34 centimeters lengte meet op 22 breedte. Het is zeer wijd geschreven, op dik papier, met perkamynen omslag. 't Geschrift is schoon, en wel bewaard.
Ter toelichting kan men best de volgende werken te rade gaan:
Viollet Le Duc, Dictionnaire raisonné du mobilier français, de l'époque carlovingienne à la renaissance. Paris, 1868.
Havard, Dictionnaire de l' Ameublement et de la Décoration, depuis le XIIIe siècle jusqu'à nos jours. Paris.
Michelant, Le Livre des Mestiers, Dialogues Français-Flamands composés au XIVe siècle par un maître d'école de la Ville de Bruges. Paris, Librairie Tross, 1875.
A. De Poorter.
Inventaris ende specificatie zoo van cleederen, bevonden ten sterf huuse van Joncvrauwe Joanna Wyts, filia Mijnheer Guilliame, ruddere, heere van Helst, President in den Raedt van Vlaenderen, tharen overlyden huusvrauwe van Joncheer Jaecques de Fevre, heere van Labroucke, etc., als lynwaet, thin, metael ende huuscatheylen ten voornoemde sterfhuuse bevonden, metgaders baguen ende juweelen, ende voorts de boucken, cleederen, peerden, wapenen ende harnasch van den voornoemden de Fevre, besittere.
| |
1 carotse wagene, met een dyssel daertoe dienende, ghepresen op................ 3 p. gr. |
| |
| |
1 schabellebanck. |
1 quaerte van de Nederlanden. |
1 ander quaerte van de stadt, Amstelredam. |
1 tausteen met den voet ende decxsels daertoe dienende van schrijnwerck............... 13 s. 4 g. |
2 spysen. Raect de wapenen van den bezittere, die hem moeten volghen uyt crachte van zyn contract van huwelicke. |
Aldus ghepresen by ons onderscreven gheswooren prysers der stede van Ghendt, ten versoucke vanden voornoomden bezittere, ende ten bywesen van Jor Philips Wyts, heere van Schothoucke, daertoe gheautoriseert by mynheer Guilliame Wyts, ruddere, heere van Helst, president vanden Raede in Vlaenderen, als grootvader materneel vande achterghelaten wesen vande voornoomde Joncvrauwe Joanna Wyts, zijne dochtere, desen 26en Novembris 1632. Ons toirconde.
(S.) Lieven Donckere. Jan Van HooremanGa naar voetnoot(1).
| |
In het groot comptoir neffens de zale es bevonden tnaervolgende.
| |
| |
1 schabelle .............. 2 s. 6 g. |
1 casse van witten houtte, daerinne dat hanghen sbesitters wapenen, rappieren, bussen ende voetbogen..... 10 s.g. |
2 luyten................. 8 s.g. |
1 metale trompe.............. 4 s.g. |
2 yser ghegoten branders. |
1 dobbelen manszaelstoel, met een cussen daerinGa naar voetnoot(1). |
1 tafel met een groene carpette daerop. |
2 inckel mansstoelen. |
1 schilderie voor de schauwe, met zwarte ende vergulde molleuren. |
1 deel quaerten. |
1 staende oorloige, met het ghewichte daertoe dienende. 3 p.g. |
| |
Specificatie van de bibliotecque wesende in tselve comptoir.
(De boeken, meer dan 300, vooral betrekkelijk op rechtsgeleerdheid, gaan wij, voor alsnu, voorbij. A.D.)
('t Vervolgt)
|
-
voetnoot(1)
- Zie, over Wyts en de Fevre, Bruges et le Franc, door Gailliard, bd. 2, bl. 416 en vlgde.
-
voetnoot(1)
- Grootvader Wyts was peter van het oudste kind, dat geboren wierd op 4den September 1617, en aan hetwelk hij zijnen naam gaf.
Wij lezen in den inventaris, onder de Meubelen in de Salette:
Het pourtraict van Guilliaemken François, oudsten zone van de overledene.
Dit portret, op doek geschilderd, is heden in het bezit van M. Ronse. Daar staat de kleine in een lief capucientje verkleed; met den rechter arm houdt hij een kruisbeeld omhoog, en aan zijn gordelkoord hangt een zware rozenhoed.
In den hoek staan de familiewapens, en men leest, op zijde, dit opschrift:
ANNO 1621 AETATIS SV AE ANO 4.
Guilhaumken toch werd geen priester, noch monnik, maar soldaat, en later trad hij in de wet van het Vrije.
In 1642 dient hij, onder Philips IV van Spanje, als kapitein van 't voetvolk; in 1650 gaat zijn bevel over aan zijnen broeder Vincent, en hij wordt nu kapitein der ruiterij.
Hij stierf op 20sten April 1681.
(Notas getrokken uit de papieren van M. Ronse.)
-
voetnoot(1)
-
Zale, zael, sael heette men, vroegertijds, de voorzaal bij het inkomen in een groot huis, welke den toegang tot de overige vertrekken gaf = vestibule.
Daar moesten de bezoekers, die men niet binnenbracht, zitten wachten op eenen scabellebank, en men plaatste er ook de koetsen, harnassen, wapens voor de wakers, enz. Er hangden op de muren kaarten van steden, wapens en schilderijen van kleine waarde.
Daar was ook de tausteen met den voet ende decxsels daertoe dienende.
Wat is een tausteen?
Wij vinden één maal elders tauwstaen harnasch.
Is het nu een misse tausteen voor taustaen? En is dit het staan waarop men de harnassen legde, met de deksels erbij die ze tegen het stof moesten bevrijden?
-
voetnoot(1)
- Elkeen der volgende hoofdstukken draagt op het einde de handteekens der schatters.
-
voetnoot(2)
-
Tresoir, fr. dressoir, étagère.
Niet enkel diende dit meubel om er zilverwerk, porceleyn, enz., op uit te stellen. Soms wierd het gebruikt als huisaltaar.
Zie M. Soil, un inventaire de 1527, Annales de l'Académie d'Archéologie, XLII, 4e série, tome II, p. 166:
‘Ung drechoir rond et ung dieu piteux dessus, deux candelers ‘d'ostel, une pièce de drap rouge sur le dit drechoir’.
Daar is de beschrijving van het huisaltaar: een roode laken op den dressoir, dan een verbeelding van den lijdenden Zaligmaker tusschen twee kandelaars.
Wat nu betreft den autaar of autaarstafel, dien men zoo menigmaal in oude inventarissen tegenkomt, deze zal waarschijnlijk het rétable zijn, gebeeldhouwd en met geschilderde luiken, dat van achter op den dressoir stond en tot grond diende. Op de geschilderde luiken werden verbeeld de vader, en moeder des huisgezins, met hunne patronen, en de kinderen. Menigwerf zijn de portretten der kinderen door verscheidene kunstenaars geschilderd en aangevuld. Kwamen er te sterven, een kruisken werd boven hun hoofd geteekend.
Vele drieluiken die nog bewaard zijn gebleven in kerken of museums komen waarschijnlijk voort van die huisaltaren.
Ook op rouwdagen of bij voorname omstandigheden werd er het H. Misoffer opgedragen.
M. Weale, aangehaald door Gailliard, Glossaire, bl. 48, vertaalt een compasselicke beelde door un tableau rond, als ware het beeld gemaakt met een compas. Dat is zeker mis. Wij denken eerder dat daardoor beduid is le dieu piteux, zoo wij hooger gevonden hebben.
-
voetnoot(1)
-
Stoelen. De inventaris spreekt van een menigte allerlei stoelen: Schabelle, schabellebanck, schabellebanck met pilaeren, voetschabellekens, lysbanck, lyseken, ynckel mansstoel, ynckel vrouwstoel, dobbelen mansstoel, dobbelen vrouwstoel, spaensche vrouwstoel, spaensche dobbele mansstoel, spaensche dobbele vrouwstoel, dobbele manszaelstoel, ynckele manszaelstoel, toevoeghende vrouwstoel, sluytende cleene vrouwstoel, dobbel toevoeghende mansstoel, vrouwstoel, dobbel toevoeghende vrouwstoel, dobbel toevoeghende spaensche mans- en vrouwstoel, mattestoel, leeghe mattestoel, driepeckel stoel, mandezetele, pricstoel, enz. Voegt daarbij nog de bahuwen die ook dienden om op te zitten.
Sommige stoelen waren bespannen met laken, zwart of rood leder, en met koperen nagels versierd. Deze laatste zijn de echt vlaamsche stoelen, onder dien naam ook in Frankrijk bekend.
Elk moest op den stoel zitten die hem volgens zijnen rang toekwam; dat was beleefd zijn. Zoo waren er van allen vorm en hoogte, met of zonder leuningen, met of zonder kussens, voor mans en voor vrouwen. 't Is maar in de keuken dat de schatter dit laatste onderscheid niet on maakt.
Een pricstoel is een bidstoel.
Eene zeer rijke verzameling ouderwetsche stoelen is deze van Dr Fidgor, te Weenen. Men vindt ze ten deele afgebeeld en besproken door A.S. Levetus in het maandschrift The Studio van 16 Jan. 1905 (London-Paris).
Daar staat, op bl. 335, een stoel geteekend met eenen enkelen arm, en Levetus zegt dat deze dienen moest voor vrouwen die het spinrok hielden. Dat was dan zeker een vrouwstoel, maar vrouwstoelen moeten nog anders onderscheiden geweest zijn van mansstoelen. Tot in de kerken toe, van af de XVIe eeuw, werden bij ons de twee soorten gebruikt. Waarin lag het verschil?
|