Biekorf. Jaargang 15
(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| |
Mengelmaren
| |
[pagina 366]
| |
Simon nu, - hij teekende Benninck, Bening, Bennings, Benichius, - was te Gent geboren op 't einde der XVe eeuw. Naderhand ging hij te Brugge wonen, werd er lid van de S. Jans- en S. Lucasgilde in 1508, verwierf het poortersrecht in 1519 en stierf waarschijnlijk in 1561Ga naar voetnoot(1). Van zijne hand hebben we heden nog het misseboek door hem verlicht (1525-1530), dat, op aanvrage van het magistraat van Dixmude, geschreven was door Pierchon Esquaillet, van de Grauwbroeders derzelfde stad, alwaar het heden nog bewaard is. Ook nog 't vermaarde getijdenboek: ‘Les Heures de N.-D. de Hennessy’ dat berustende is in de koninklijke boekenzaal te Brussel. Beide kunstwerken waren te zien op de tentoonstelling in Gruuthuuse te Brugge in 1902Ga naar voetnoot(2). Een ander getijdenboek van Simon Benninck is heden in de boekenzaal te Münich. Verders bewerkte hij eenige bladzijden uit het breviarium Grimani. Onlangs is nog een werk van Simon van Brugge voor den dag gekomen, dat tot heden bijna niet bekend was en dat nochtans mag aangezien worden als een der voornaamste vlaamsche verlichtingen uit de eerste helft der XVIe eeuw. 't Is de geslachtsboom der koningen van Portugaal. Don Fernand, zoon van koning Emmanuël III (1507-1534), verzamelde al wat op de geschiedenis van zijn stamhuis betrekking had en slaagde erin een geslachtsboom op te maken van de oudste tijden tot koning Jan II († 1495). Die geslachtsboom beslaat dertien pergamenten bladen, geteekend en versierd met wapens en geschiedschetsen door den schilder Antonio d'Ollanda van Lissabon. Don Fernand zond deze teekeningen naar zijnen vriend Damiaan de Goes die alsdan in de Nederlanden verbleef, met last ze te doen verlichten door den besten verlichter van Europa. Het werk werd toevertrouwd aan meester Simon van Brugge. Deze moest hem verbinden intusschen, - 't zou wel twee jaar duren - geen ander werk te aanveerden. Deze prachtige verlichtingen werden vóór eenige jaren door het Britisch museum aangeschaft en nu zijn ze in 't licht gegeven door uitgever Hoffmann te Stuttgart, onder de hoofding: Ahnenreihen aus dem Stammbaum des Portugiesischen Königshauses. Miniaturenfolge in der Bibliothek des British Museum zu London. Leeraar Ströhl gaf de geslachtkundige aanteekeningen en Dr Kaemmerer den geschiedkundigen uitleg en een verhandeling over Simon Benninck en de Vlaamsche boekschildering tijdens de XVe en XVIe eeuw. Em. Van Cappel | |
[pagina 367]
| |
Het Fransch in VlaanderenIN de vergadering van het ‘Comité flamand de France’ te Duinkerke, den 24en van Lentemaand ll., hield M. Em. Bouchet eene voordracht over het indringen van het Fransch in Vlaanderen tijdens de Middeleeuwen. Hij geeft er de oorzaken van op: 1o De grenzen der bisdommen, die bepaald werden volgens de oude Romeinsche gouwen, hadden onder éénen bisschop volkeren van Dietschen en Latijnschen oorsprong vereenigd. De kennis der twee talen was eene aanbeveling om er de hooge geestelijke ambten te bekomen. 2o De monniken van Cluny, die hier talrijke kloosters stichtten of hervormden, en van Cluny zelf afkwamen, waren hier zeer in aanzien. 3o De edelen waren leenheeren en leenmannen van grondgebied dat op Dietschen of Waalschen grond lag. Volgens Otto de Freisingen, een Duitschen kronijkschrijver, werd Godfried van Bouillon op den troon van Jerusalem verheven, niet alleen om zijne krijgskennis en zijne dapperheid, maar ook omdat hij de Romaansche en de Dietsche taal machtig was. Om dezelfde reden werd Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen en Henegouw, boven den markgraaf van Montferrat verkozen tot keizer van Constantinopel. 4o De bestierlijke betrekkingen tusschen Vlaanderen en Frankrijk waren talrijk. 5o Veel invloed hadden ook de huwelijksbanden die zeer dikwijls bestonden tusschen den Vlaamschen adel en dezen van Frankrijk, zoodat het Fransch overheerschend werd daar waar de Fransche vrouw in den heerd kwam. (Bull. du comité Flamand de France, 1904, 1e afl.). Het dient hier opgemerkt dat slechts bij de hoogere standen het Fransch doorging. (Zie H. Pirenne, Hist. de Belgique, I, bl. 142 en vlgg.) | |
Guido Gezelle's Duikalmanak, 1905EVEN is zaliger G. Gezelle's ‘Duikalmanak’ van 't jaar Ons Heeren 1889 verschenen, veranderd en dienstbaar gemaakt voor 't jaar Ons Heeren 1905; zoo zullen ook beurtelings de andere 9 jaren, wederom jaar voor jaar worden uitgegeven en te nutte gebracht van dezen die de gansche verzameling begeeren. Hij is verkrijgbaar, tegen 1 frank, bij L.H. Smeding, Bestuurder van den Nederlandschen Boekhandel, te Antwerpen. | |
[pagina 368]
| |
Kleen geslacht, kleen gedachtDE correspondent uit Antwerpen, van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, geeft verslag in het nummer van 4en November 1904, over de uitvoering van Tinel's Godelieve. Om den Noord-Nederlandschen lezer met het publiek bekend te maken, schrijft hij: ‘Een publiek zichtbaar genegen en bereid tot geestdrift.... een leger van R.C. priesters, niet de minst geestdriftige, voorwaar, die elkaar met opgetogen gelaten den goedendag toemonkelden; men speurde dat er een triomf in de lucht hing, en dat deze geesten met den toondichter sympathiseerden, uitermate.’ En om te sluiten: ‘De bijval bij het blijkbaar ontvlamde - en door geen duur van tijd af te schrikken - gehoor, was de verwachte: een apotheose!’ Is dit niet een leuk middeltje, versleten tot op den draad, om op de lippen van dweepzieke niet-katholieke Hollanders een misprijzend glimlachje te lokken? Is het niet een verre weerklank van Maeterlinck's beruchte orakel: le clergé flamand, le plus ignorant des clergés! En toch, die Noord-Nederlanders die gezond denken en van den echt Belgischen partijgeest weinig vermoeden, moeten verwonderd staan over zulk onpartijdig en onvooringenomen schetsen van een publiek door een kunstcriticus; ze moeten oordeelen dat dit is hetgeen woekert in de hersenen van den correspondent en zijns gelijken, te weten, een late achtergeblevene vergane tinte van onbewusd overgeërfd anti-clericalisme (papenvreterij in 't Nederlandsch). De toga en drietuit straalt nog altijd hunne oogen tot verbijstering en ze 'n zien den mensch niet aan, maar zijn kleed. Hadden al die R.C. priesters hunne toga en hoed t'huis gelaten, dan zou hunne geestdrift en bewondering niet voor voorbarig gegolden hebben, maar ze hadde den criticus zoo gegrond en wettig geschenen als die van al de andere Antwerpsche muzieklief hebbers, renteniers en kruideniers daar aanwezig. C.G. | |
Op Sint-Clement'sdagDEN 23en van Slachtmaand woedde een geweldige storm op onze kusten. Te dier gelegenheid drukte de Gazette van Brugge (26-11-04) de volgende aanmerking: ‘Iets merkweerdigs is dat elk jaar, rond St-Clementsdag een hevige storm op onze kusten woedt. Wie een weinig bekend is met de geschiedenis van Blankenberghe, zal zich herinneren dat op St-Clementsdag van 't jaar 1334 het voormalige Scarphout, nu Blankenberghe genaamd, in de golven verdween’. |
|