Pijpe (pupe) van piano = Ipecacuanha.
Radijze de lange = Radix galangae.
Zalve uit ‘den Troost der armen’ = Roôbalsem. ‘De Troost der armen’ is een geneesboek geweest ‘behelsende lichte ende Souvereyne Remedien.... den lesten druck... vermeerdert.... tot Brugge by Pieter vande Cappelle in de Steen-straete in de Gulde Ribbe 1738’. Deze zalve staat er als volgt in aangewezen: (bl. 6) ‘Om te maecken den Balsem, men moet nemen soo als volght: Een half pinte Olijf-olie, geseyt Boom-olie. Een once roodt Salderhout, fijn gestampt of gemaelen. Een once geluw Wasch. Een once Peter-olie. Een once Spijck-olie. Een half muddeken Roose-water. Een half vierendeel Veneetschen Terpentijn. [Vgl. den Unguentum rubrum balsamicum]. Eerst men neemt een nieuwe aerde steerte-panne, houdende omtrent dry pinten nat; doet eerst daerin de Olijf-olie, met 't Wasch wat in stucken gebroken, stelt dat op een confoor om te smelten (daer-en-tusschen doet 't Roose-water in een schotel, doet daer-in den Terpentijn, ende roert soo lange met een Mes, tot dat den Terpentijn wit is). 't Wasch gesmolten zijnde in de Olijf-olie, doet dan daer-by in de steerte-panne eerst 't Salderhout, dan de Peter-olie ende Spijck-olie, dan het Roose-water met den Terpentijn, laet al t'samen koken omtrent een ure: immers de preuve is, tot dat het niet meer op en komt, en het schuym vergaet: 't moet dan zijn geperst door eenen dunnen rauwen lijnen doeck: Nota op het vier staande om te koken, men moet altijd zorgen te omroeren, op dat het niet over en loopt.’
Vroegertijds, schijnt het, over een dertig jaar, kwamen de oude menschen, - er 'n zijn nu geen oude meer, - met geschreven aanwijzen: stukskes vuil bepooteld, afschuwelijk bekrabbeld papier, die ze overgeërfd hadden van hunne ouders, en voor niets en hadden geslakt. B.v., waar men nu komt om een poeier tegen de verhitheid, hadden zij een briefken met daarop den ‘inhoud’ van dat poeier:
a/ Verloren sulfer = Flos sulphuris;
b/ Ooreediredeekwi = Radix angelicae archangelicae (?);
c/ Stof van Menschebeenen (om 't werk te doen van de Carbonas of Phosphas calcis?) 't Mocht zijn van ‘menschebeenen’ in 't algemeene, of nog beter ‘uit 't hoofd van eenen capucijn’, of ook ‘uit 't hoofd van eenen die opgehangen is’.
... En ze vroegen toen dikwijls wanneer dat ze dat nemen moesten: ‘best den Woensdag of den Vrijdag?’
Ontelbaar meer andere en eveneigenaardige benoemingen zijn er nog... maar ge moet er opkomen. Ondertusschen kan men reeds vastestellen dat de eene een taalkundig miszeggen zijn van vreemde bewoordingen, en de andere gemaakt werden naar uitwendige omstandigheid of gemaaksel van de geneeswaren. Alzoo - en om 't eindigen - gingen de lieden bij eenen ouden apotheker van Brugge om ‘Poeier uit de drie bustjes’, omdat ze 't zagen maken uit drie houten bussen die altijd samen uit den disch kwamen.
L. De Wolf