Biekorf. Jaargang 15
(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[Nummer 11]Baarloop't IS al veel als iemand nog heeft hooren gewagen van Baarloop; doch hoevelen weten waarin dit gebruik bestaat, late varen welk zijn beteekenis en zijn oorsprong is! ‘In Vlaanderen steekt de herbergier die baarloop houdt een groene tak uit’ zoo staat er te lezen in Navorscher, 1888 bl. 28. En Volkskunde. I. bl. 191, haalt deze woorden aan en voegt er vragend bij: Wat beteekent Baarloop? Waarop A.G. antwoordt: ‘Ik geloof niet dat 't aangehaalde gebruik in Vlaanderen bestaat.’!! En zeggen dat het hier een overoud gebruik geldt, dat vroeger algemeen bekend en in zwang was! Nochtans, niet heel en al is dit gebruik te loor gegaan. Nog heden bestaat hier en daar, vooral te lande, de gewoonte, dat een herbergier een aangekondigd feest geeft, bestaande in een spel om strijd - gemeenlijk een bolling, - voor den baarkoek, d.i. een koekbrood, dat hij tot prijs geeft | |
[pagina 162]
| |
aan de bolders. Dit feest heet baarloop. Na de vespers stroomt het volk naar de herberg waar er baarloop is. Er steekt een mei of een vaantje uit den gevel, en de herbergier geeft te dier gelegenheid hesp en brood bij den drankGa naar voetnoot(1). Ziedaar wat baarloop is: een eenvoudige herbergkermis, die, zoo 't schijnt, nog alleen in West-Vlaanderen aangetroffen wordt. Inderdaad, bij Scheurmans, Algemeen Vlaamsch Idioticon, is baarloop, te Kortrijk en in de omstreken een groote toeloop van volk op eene plaats ter gelegenheid van eene bolling. Frans de PotterGa naar voetnoot(2) spreekt van baarloop als van een West-Vlaamsch gebruik dat vooral te Rousselaere, Thielt en omstreken bekend is. En het Woordenboek van De Vries en Te Winkel ook geeft baarloop op als een gebruik eigen aan West-Vlaanderen. Wat heden heel en al verdwenen of tot een herbergkermis vervallen is, was in de middeleeuwen een der meestbekende en meestgegeerde volksspelen. Baarloopen, baarspelen, baarschieten waren de gewone verlustigingen bij openbare volksfeestenGa naar voetnoot(3). In de XVIde eeuw o.a. bestonden er t' onzent in steden en dorpen gilden van baarspelers, die groote prijskampen inrichtten, waaraan ze van ver en bij kwamen deel nemenGa naar voetnoot(4). Lodewyk van Velthem gewaagt reeds van baarspelen in zijn Spieghel Historiael III, 35, 51: ‘gelyc dat men speelt ter baren’Ga naar voetnoot(5). 't Is dus een oud gebruik, dat ook buiten West-Vlaanderen, misschien door geheel Dietschland | |
[pagina 163]
| |
bekend wasGa naar voetnoot(1). In Frankrijk ook was dit gebruik gegeerd tijdens de middeleeuwen, zooals het blijkt uit eene oorkonde van 't jaar 1400: ‘En laquelle place devoit avoir unes Barres, dont ledit Jaquot estoit roy pour le jour et pour ce avoit lors assemblé plusieurs gens et de plusieurs villes pour veoir les dittes BarresGa naar voetnoot(2)’. In Duitschland staat Barloufen vermeld van de XIVde eeuw voort en bestaat nu nog in menig gewest aldaarGa naar voetnoot(3). Voor Italie heeft men oorkonden uit de XII-XVIde eeuwen die van dergelijk spel gewag makenGa naar voetnoot(4).
***
De Baarloop, zooals hij in de middeleeuwen bestond, was heel iets anders als nu. Wat men ook denke over de beteekenis van het woordje ‘baar’ en over het eerste ontstaan van dit gebruik, alleszins was Baarloop in de middeleeuwen een volksspel, dat bestond in een wedloop, waar er om het zeerst naar een bestemd doel, te voet of te peerd, geloopen werd. ‘Ludus gymnicus, certamen currendi’, zegt Kiliaen en Ducange-Carpentier: decursio palestriae. Van daar: te bare loopen (Loquela), de baere loopen, cursu certare (Kiliaen). ‘Tesser al met vreuchden groot ende cleyn, Of nog: de bare jagen (z. De Bo, Oudemans, Verwys en Verdam, Kiliaen, Loquela).
***
Hoe is dit gebruik ontstaan? Welk is de oorspronkelijke beteekenis van dit spel? | |
[pagina 164]
| |
Hierop zijn gissingen uitgebracht bij de vleet. 't Zijn er die meenen dat 't woord afgeleid is van baar = lijkbaar, dus dat baarloop oorspronkelijk de toevloed was der menigte bij eene begrafenisGa naar voetnoot(1). Anderen nemen baar voor naakt (barvoets) en denken dat baarloop aldus geheeten is naar de naaktheid der loopersGa naar voetnoot(2). Ten Kate vindt in baarloop, de bare jagen, het w. baere = beer = ursus; dus is baarloop een spel waarbij de eene een beer verbeeldt, welken de anderen binnen een bepaald perk in 't doorloopen moeten opvangenGa naar voetnoot(3). Grimm stelt barlaufen op den zelfden voet als barchatlaufen van barchat, barchent, d.i. een stuk kleederstoffe, hetgeen vroeger als prijs geschonken werd aan de winnende loopersGa naar voetnoot(4). Littré zoekt den uitleg van 't w. barre in het gekende loopspel, waar de spelers verdeeld zijn in twee perken, die afgebakend zijn door een ingebeelde of op den grond geteekende baar = scheidsgrensGa naar voetnoot(5). Volgens sommigen is bare = slagboom, balk, balie, van 't middenlatijn barra, fr. barre; en baarloopen is loopen naar de bare, die tot doel diende of binnen de bare, de balie, d.i. de omheining afgesloten door baren, balkenGa naar voetnoot(6). G. GezelleGa naar voetnoot(7) heeft geen vrede met die verschillende wijzen van uitleggen; hij neemt namelijk niet aan dat 't w. baarloop in verband staat met 't fr. barres. En uitgaande van de spreuk: de bare jagen, ‘men jaagt, zegt hij, men loopt geen bare, d.i. een stille houten of ijzeren balie, | |
[pagina 165]
| |
maar levende dieren’. Hij denkt met Ten kate dat 't eerst een jacht was, dan een jachtspel, eindelijk een louter wedspel zal geworden zijn. Welk dier joeg men! Niet een beer = ursus, maar een beer = barg, = zwijn. Zoo is baarloop = zeugeloop, zwijnsjacht. ‘Eertijds heeft men de zeuge gejaagd, nu is 't een levenloos rollend, loopend klosken houts (in de bolling?!). Eertijds joeg, liep men om den baar, om de bare; nu jaagt, loopt, schiet, kegelt, worstelt, teerlingt, kaart men nog om den baar, om den baarkoeke, d.i. den zwijnkoeke, om het zwijn... van gebakken meel. (!) Dit bakken van zwijntjes of everkoeken is genoeg bekend. Nog onlangs bestond in Zweden het gebruik, zoo zegt J. Grimm, Deutsche Mythologie, 45, om op iederen joelavend brood of koeken in zwijnsgestalte te verbakken. Ja, een zeker koekebrood of vollaard draagt nog, bv. te Sweveghem, niet alleen de gedaante, maar den name van een zwijn, te weten everaard’. Men zal toch moeten bekennen dat deze laatste uitleg wat bij 't haar getrokken is of althans niet redematig uiteengedaan. En zoo is het ook met het meestendeel gelegen: ze zijn niet bevredigend, omdat ze te ver gezocht of niet genoegzaam gestaafd zijn. Zooals 't gemeenlijk gaat bij 't uitleggen van woorden, neemt men het woord, men beschouwt het in zijn huidige gedaante en daarop smeedt men een beteekenis, men stelt het in verband met een ingebeeld gebruik, zonder ooit te onderzoeken of deze beteekenis gegrond is, of dit gebruik waarlijk ooit bestaan heeft, in stede van eerst de gebruiken en geplogentheden na te gaan en in dezelve, de beteekenis te zoeken van het woord, dat ermede in verband staat.
***
Wedspelen en in 't bijzonder wedloopen zijn tallentijde bij de meeste volkeren en niet het minst bij de Germanen gemeen geweest. Ze klimmen op tot de oudste tijdenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 166]
| |
De snelvoetigheid was bij de Germanen evenals bij de Grieken de hoogste hoedanigheid, de noodzakelijke eigenschap der helden. Siegfried en Achilleus worden voorgesteld als snelle loopers. Ze zijn blijven voortbestaan door de middeleeuwen heen. Terwijl het wedloopen nog steeds het hoofdzakelijk spel was bij ieder volksfeest, nam het onder de hoogere standen de gedaante van een ridderspel, te weten het ‘tornooi’, dat niets anders was als een feest bestaande uit een wedkamp te peerde met ridderlijke wapens binnen een afgesloten omheining. En de vermaarde ‘caroussels’ die in de XVIe eeuw vooral in Frankrijk onder de edelen zóo gegeerd waren, bestonden insgelijks uit ruiterloopen, gehouden door edelen, nogmaals binnen een perk, geheeten de balie, la barrière du caroussel. Doch allengerhand zijn deze gebruiken vervallen, en leven nog slechts voort bij de kinders en in schoolfeesten; op weinige plaatsen echter zijn nog sporen van het aloude gebruik overgebleven; zoo nochtans, dat hetgeen weleer hoofdzaak was in dit gebruik, heden verdwenen is, te weten: het loopen zelf; en dat slechts nog hier en daar een bijkomend gebruik, dat vroeger het wedloopen vergezelde, overgebleven is, te weten: het samenkomen der menigte; het eten en drinken en algemeene volksverlustigingen zooals: bollen, kegelen, enz. Zoodat Baarloop onder zijn hedendaagsch voorkomen slechts weinig behouden heeft van zijn oorspronkelijk gebruik en bedied. Lust en eer betrachten is gewis de eerste en voornaamste beweegreden geweest tot alle wedspel. Welnu, 't ligt in den aard van 't volk te denken, dat hetgeen waarin het zijn vermaak en voldoening vindt, ook bij anderen dezelfde gewaarwordingen teweegbrengt. Zoo zal het om iemand te vieren en hulde te brengen allerhande vermakelijkheden en verlustigingen inrichten. Aldus ook weleer hebben de menschen, in kinderlijke opvatting, geloofd dat hunne spelen, evenals de offergaven, de goden moesten aanstaan en ze gunstig stemmen ten opzichte van deze, die hun | |
[pagina 167]
| |
deze verlustiging verschaften. Zoo zijn de volksfeesten en in 't bijzonder de wedspelen een deel der godenvereering der oude volken geworden, en hebben eene godsdienstige beteekenis gekregen. Het wedloopen en -rennen was hun voornaamste spel; ook maakt het een hoofdzakelijk deel uit bij ieder feest, dat door het volk gehouden werd ter eere van eene of andere godheid. Dit godsdienstig karakter vinden we onder andere in de groote gemeenschappelijke spelen der oude Grieken, dewelke schier uitsluitend bestonden uit wapenkampen, wedloopen en wedrennen. Zoo was het ook bij de Germanen. Hun voornaamste gemeenschappelijk volksfeest was het Meifeest, dat gevierd werd ter eere van den terugkeerenden Zomergod, die de zege behaald had over den Winter. Dit feest werd later, na de bekeering, op Cinxendag overgedragen. (Ziet onze verhandeling over Gebruiken op Cinxen in Biekorf XIV, 1903, bl. 241-250, 257-265, 282-288, 297-301). We hebben daar uiteengedaan hoe de zegevierende Zomergod verpersoonlijkt werd door den Meiboom, die, gepint en met allerhande kleedingstoffen en spijzen behangen, door het volk op een openbaar plein geplant werd, en hoe te zijner eere allerhande volksvermaken plaats grepen: dansen en zingen bij den boom of den mast, loopen en rijden rond den boom, ringsteken naar een krans die aan den boom was vastgehecht; mastklimmen en schieten langs den boom; eindelijk allerhande wedloopen: te voet, te peerd, blindloopen, waterloopen, eierloopen, zakloopen naar den Meiboom die tot doel diende. Die het eerst den boom bereikte was koning, of kreeg een krans, of mocht kiezen onder de kleedingstukken of spijzen die aan den boom hingenGa naar voetnoot(1). Dit alles eindigde met gezamenlijke drinkgelagen en maaltijden. Bemerken we dus, dat in den beginne de Meiboom het doel was der wedloopen. Doch benevens den Meiboom in | |
[pagina 168]
| |
de Meiwedloopen, alsmede in de wedloopen die op andere tijden van 't jaar en in andere omstandigheden plaats grepen, bezigde men ook andere voorwerpen, zooals een kruis, een paal, een balke, een baar. Alsdan was 't een wedloop naar de baar, een baarloop, en weldra werd alle wedloop, welke ook het doel was in 't loopen, baarloop geheeten. Dit geschiedde reeds vroeg, want reeds in de 17de eeuw en heden nog op verscheidene plaatsen in Duitschland wordt 't woord Barloopen gebruikt om alle wedloop en o.a. dezen, waar het doel de Meiboom was, aan te duidenGa naar voetnoot(1). Toen later het Meivieren begon te verkwijnen, verloor het weldra zijne oude beteekenis; ja, het hoofdzakelijk deel ervan, te weten: het planten en vereeren van den Meiboom bleef achter en enkel nog het wedloopen met de andere volksvermaken was, - en is nog op sommige plaatsen in Duitschland - het eenige overblijfsel van het Mei en CinxenfeestGa naar voetnoot(2). Er valt nochtans te bemerken, dat als 't baarloop was, men altijd de Mei, d.i. een groene tak, op de kerk en aan de herbergen uitstak. Naderhand ging het Mei- of Cinxenfeest zelf te niet. Wat ervan overbleef, te weten: de baarloop met de meêgaande volkspelen ging over in de jaarlijksche dorpskermisGa naar voetnoot(3). Zoo komt het dat de kermissen onvermijdelijk gepaard gaan met allerhande volkspelen: wedrennen, in eenen zak of anders loopen, ringsteken, mastklimmen, enz... Hetzelfde geldt voor plaatselijke | |
[pagina 169]
| |
kermissen, ingericht door een gehucht, of door eene herberg en aldus verviel de baarloop tot een herbergkermis. En mettertijd verdween zelfs de eigenlijke baarloop; het wedloopen en alles kwam uit op drinkgelagen en eetmalen en op de gewone volksspelen gehouden in eene herberg, waar te dier gelegenheid de Mei uitstak; niettemin bleef het gebruik den naam van baarloop behouden. Ziedaar al wat nog overschiet van die eeuwenoude geplogentheid; en dit nog enkel, alhier althans, in weinige plaatsen in West-Vlaanderen. Daar is nochtans een gebruik of twee waarin we, zoo we niet mis zijn, de laatste sporen van 't oud Meifeest en van de oude loopspelen die te dier gelegenheid plaats grepen, terugvinden. Vooreerst het kinderspel waar de kinders hand aan hand in ronde dansen, al zingende het alomgekende liedje: En den boom, en den boom,
en den goddelijken boom,
en den boom die staat in de eerde,
en der rijdt een manneke te peerde...
Zou die goddelijke boom de Mei- of Cinxenboom niet zijn, en zou het te peerde rijden niet zinspelen op de oude peerdeloopen rond of naar den Meiboom? Het ander gebruik dat ik bedoel is dit aardig kraam dat men peerdekens heet. Ziet, daar kan nergens kermis of volksfeest gehouden worden, of daar moeten peerdekens staan, zoodat 't bijna wisselwoorden zijn in den mond van 't volk: ‘de peerdekens staan’ en ‘'t is kermis’. Als ge 't wel ingaat, vindt ge 't niet aardig, dat 't ooit in iemands gedacht is kunnen komen dit drollig getuig, die houten peerden, die draaien, altijd draaien, uit te vinden en in te voeren, en dunkt het niet wonder dat 't volk, overal, daar zoo zot naar is en er zulken smaak in vindt? 't Kan gewaagd zijn, maar hoe meer we 't nagaan, hoe meer we overtuigd worden, dat die ‘peerdekens’ niets anders zijn als | |
[pagina 170]
| |
't verbeelden en 't voortzetten van de aloude peerdeloopen, die onder 't vreugdevierende volk, rond den Meiboom geschieddenGa naar voetnoot(1). Een laatste bemerking. We beweren geenszins dat hetgeen we over Baarloop zegden insgelijks geldt voor het gekende kinderspel Bare, Baarspel. We zijn eer geneigd te gelooven dat de beteekenis en de oorsprong van dit spel heel verschillend zijn. Em. Van Cappel |
|