Neemt een beetje vet vleesch, steekt er een strooien kruisken in, delft dat zóó in den grond, als dat rot is, zullen de worten verdwenen zijn (Melle).
Men moet een strooihalm nemen, de knopen eruit snijden, er zoovele in een zakske steken als men worten heeft, dat zaksken in de aarde delven, en tegen dat die knopen gerot en vergaan zijn, zullen de worten ook weg zijn (Avelghem).
Neemt een stalen naalde, stekt in de worte, maakt een kruis er over, smijt de naalde weg, maakt wederom een kruis. Als er nu niemand die naalde vindt, de worten zullen weggaan, maar als ze iemand vindt, zullen de worten bijblijven. (Avelghem).
Maakt met een scherp tuig een kruisken in de worte, tegen dat het kruiske zal uitgegroeid zijn, zullen uwe worten henen zijn. (Heestert).
Daar is iemand die ge geern ziet, en ge wilt uwe worten kwijt zijn; ge neemt een spelde, ge telt er op uwe handen uwe worten mede, en ge telt ze daarna over op zijne hand en de worten zullen weg zijn. R.d.H., XV, bl. 342.
Als er iemand sterft, steekt de worten tegen het lijk en zij zullen verdwijnen. Hetzelfde als ge een euverbeen of weerborstel hebt. (Avelghem).
Haalt een doodsbeen van 't kerkhof en wrijft er uwe worten meê. (Avelghem).
Legt een dikken stuiver in het wijwatervat van een kerke daar ge nooit in zijt geweest; als er iemand hem uitneemt, zullen de worten verdwijnen. (Avelghem).
Smijt een cent in een elzen tronk, en uwe worten zullen weggaan. (Avelghem).
Lekt 's morgends met nuchter spuwsel aan de worten, en zij zullen verdwijnen. (Waermaarde).
Steekt uwe handen in het wijwatervat van eene kerke daar ge nog nooit in zijt geweest, en ge zult van uwe worten verlost worden; maar de eerste die daarna zijn hand in