Biekorf. Jaargang 15
(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| ||||||||||
Avelghem, dat de sterren als zoovele keersjes zijn in den hemel, die de heiligen 'savonds aansteken, en dan brandend in de hand dragen. Algemeener in Vlaanderen worden de sterren aangezien als lichamen die het lot, het noodlot, de voorbeschikking te kennen geven. Van daar voorzeker hetgeen we lezen in Biekorf onder hoofdinge: Oude bijgeloovigheid in Veurne-Ambacht: ‘D'aenmerckinge van de planete daer iemant onder geboren is, als men uyt sulcke constitutie ofte gesteltenisse van de sterren of de planeten besluyt dat desen of te dien mensch sal goedt of te quaedt sijn, geluckigh of te ongeluckig, en de soo voorts van andere dyngenGa naar voetnoot(1).’ Vandaar ook nog de welgekende spreuke: ‘onder eene gelukkige sterre geboren zijn.’ Alsook hetgeen we vinden in de Annales de la Société d'Emulation ‘De 24 Juli is de gelukkigste geboortedag van 't jaar omdat de schoonste sterre van den hemel (Syrius, Canicula, de Hond) toen opstaat en slapen gaat met de zonneGa naar voetnoot(2).’ Het min of meer schitteren eener sterre krijgt ook al zijnen bijgeloovigen uitleg: ‘Iedere sterre is de sterre van een mensch, zegt men in 't Avelghemsche, en hoe langer die mensch leeft, hoe meer zijne sterre blinkt.’ Voor het vervliegen en het vallen eener sterre ontbreken ook de bijgeloovigheden niet: al Veurne is het een zielken, dat zich in den hemel keert; al Dixmude een engel, die, uit den hemel, naar 't vagevuur vliegt om een zielken te redden; al Brugge is het een zielken, dat, uit het vagevuur verlost, naar den hemel stijgt, en in 't Kortrijksche is het een mensch die verdoemd is. Binst het vervliegen en vallen der sterren behoort men 't een of 't ander te wenschen, te zeggen of te doen. In de Annales de la Soc. d'Émul. lezen we: ‘Vallende sterren zijn zielen van afgestorvene vrienden of magen; verhaast u ne wensch te doen, binst dat er een sterre valt, voorzeker zal hij vervuld worden’Ga naar voetnoot(3). | ||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||
Al Thielt en Ardoye moet men trachten iets te zeggen binst dat er eene sterre valt, en lukt het, men is dan zeker van zijne zaligheid. Al Ruddervoorde maken de menschen, bij 't vervliegen eener sterre, hun kruisteeken; en vraagt men hun waarom, dan antwoorden ze: ‘Iedere sterre is de sterre van een mensch, en sterft er een mensch, zijn sterre valt uit, en als men dat ziet, moet men een kruisteeken maken tot lavenisse der ziel, die de aarde verlaat.’ Doch algemeener staat bij den Vlaming het bijgeloovig gedacht bekend dat men een zielken kan verlossen, kan men een kruisken maken of drie namen van gemeenten uitspreken, binst 't vallen eener sterreGa naar voetnoot(1). Men noemt gewoonlijk:
Te Heestert vernamen we dat men drie namen van gebroeders moet uitspreken, t.w.: ‘Pé, Kobi, Dries’. Volgens Loquela moet men ‘Geloofd zij Jesus-Christus’ zeggen. Geh. Ooteghem, WyngheneGa naar voetnoot(6). En zonder den waarom te kunnen achterhalen, vernamen we in 't Avelghemsche dat men, na 't vervliegen eener sterre, de negen volgende parochienamen moest opzeggen: ‘Hanchies, Beveren, Eijne, Zulte, Quaremont, Ruyen, Aspersynghem, Ispersynghem (?), Kerxken ten Meulen’. | ||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||
Vele andere bijgeloovigheden over de sterren, over hun vervliegen en vallen moeten gewis in Vlaanderen bestaan. In R. d. Heerd, troffen we eene studie aan over steertsterren. Volgens deze bijdrage ‘heeft de bijgeloovigheid van 't volk aan deze sterren allerhande wonderheden en verdichtsels vastgemaakt, kracht en invloed op leven en dood hun toegeschreven, en vooral met hunne verschijning groote gebeurtenissen verbonden’Ga naar voetnoot(1). In 't Kortrijksche vernamen we nog dat binst den laatsten nacht van iedere eeuw al de sterren uitvallen. Weinigen tijd geleden, vertelde ons een honderdjarig vrouwtje te Avelghem, dat nog in 't huiswerk een handje toesteekt en over vele dingen verstandig klapt, over het heilig kruis. Om de eigenaardigheid laten we het vrouwtje zelve spreken: ‘Het heilig kruis, dat zijn sterren die kruisvormig zitten. Dit kruis komt 's avonds op met den voet naar den weg van Jerusalem. Binst den nacht, verloopt dat kruis, maar houdt den voet naar Jerusalem. Als we kleine waren, leerde men ons dit 's avonds zoeken in de lucht, en als het helder weêr was, zagen we er nog twee kruiskens bij: Het eene van den goeden, 't andere van den slechten moordenaar. In mijn leven heb ik dat dikwijls gevonden en nagekeken. En dat kruis moet de reiziger 's nachts voor oogen hebben; en zoo lang hij het ziet, mag hij gerust voortgaan; maar verliest hij het uit zijne oogen, hij moet seffens stilhouden, of hij loopt groot gevaar te verongelukken’. In Loquela, vinden we: ‘Perreknecht, den, voor perdeknecht, peerdeknecht, (rd ingelijkt = er vrglk. errapel = erdappel, eerdappel. = Het kleen sterreken Alcor, zoo 't de Araben en de Franschen heeten, dat, nauwelijks zichtbaar, boven de middelste sterre zit, op den krommen dijsel van den hellewagen. Geh. Zweveseele’. Den uitleg vinden we eenige reken verder: ‘Men vertelt dat er eens een voerman mocht ons Heere voeren, en ons Heere beloofde hem daarvoren het | ||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||
hemelrijk; ja maar, de voerman zei dat hij zou liever tot in der eeuwigheid, van opgange tot ondergange, gevoerd en gereên hebben. Zijne begeerte wierd aanstonds volbracht, en sedert dien kunt gij, bij nachte, den hellewagen rond de zeilsterre zien rijden, zonder ooit onder te gaan, en, hebt gij lijze oogen, zoo zult gij daar ook Duimke of den Perreknecht bij kunnen waarnemen, zittende op de middelste sterre van zijn krommen dijsele’Ga naar voetnoot(1). Het schijnt ons nuttig werk dit al eens aan te teekenen en ten boeke te brengen. En wat niet minder nuttig zou zijn, 't ware eens de christelijke benamingen of andere vrome gebruiken nopens sterren op te zoeken en te verzamelen. Zoo hoorden we spreken van de drie koningen, de herderssterre, de mariasterre, het heilig kruis, ook Elias wagen en Davidswagen in plaatse van hellewagen. Zoo ook, volgens men ons zegde, maken de kinders, te Oostende, hun kruisken, bij het zien der eerste sterre; en een oud manneke van Brugge ging nooit 's avonds, als er sterren zaten, slapen eer hij de mariasterre gezien had.
Leo Claeys |
|