Biekorf. Jaargang 15(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Goethe's Avondlied Ueber allen gipfeln ist Ruhe. WAT stille wandelganger doorwaart de bergenstad? Het is de grijze zanger, die mijmert lijdenszat. Het wild gebergte ontsluit zijn paden die thans in avondschoonheid baden. Begeestring vuurt de spitsen al. Doch vrede woont in 't diepe dal. Dáár staat een tooverwoning spitsdakig, zwart en oud. Daar woont de bergenkoning langs 't hellend dennenwoud. Hij zit en schouwt op afgrond, meren, op roode bergen, blanke speren, zijn schilderachtig grondgebied. Den wandelganger ziet hij niet. Doch straks heeft hij vernomen een stem zoo wonderbaar. ‘Van ver ben ik gekomen, ik de oude harpenaar. Wilt gij met mij uw ruste deelen, mijn harpslag zal uw herte streelen?’ En in verrassing opgestaan biedt hij den zanger 't welkom aan. ‘De rust zal ik u schenken, de vrede van mijn huis, kunt gij mijn ziele drenken met heilig harpgeruisch.’ Nu zitten bard en koning neder. Lijk 't siddren van een englenveder, door 's avonds helder paradijs daar roert het snaartuig licht en lijs. ‘Der bergen hooge dommen, de torens aan de kim zijn scheemrig overglommen van 's avonds laatsten glim. [pagina 84] [p. 84] De roerelooze wouden nijgen; de stilgesuste dalen zwijgen. Waar is de rust, de slaap zoo zoet, die zalven zal mijn droef gemoed? ‘Geen lichte bronnen ruinen geen roerend windje glijdt. Geen hijging in de kruinen geen adem over 't wijd. 't Ligt al in diepen slaap gezonken. En mij? wen wordt ze mij geschonken die milde rust, die slaap zoo zoet die zalven zal mijn droef gemoed? ‘In spraakloos doomgewalmte is 't laatste licht gebluscht. Onmeetlijk is de kalmte, onmeetlijk is de rust. Gaat dan mijn donkre hemel open? Mag ik den zoeten balsem hopen, de milde rust, den slaap zoo zoet, die zalven zal mijn droef gemoed?’ Hij zwijgt. De grijze koning zit roerloos aan zijn zij. Ze wijlen vóór de woning in zaal'ge mijmerij. Dan zucht de vorst, nog gansch doordrongen: ‘Een hemelsch lied hebt gij gezongen. Hier is de rust waarnaar gij tracht. Slaap, eedle zanger, goeden nacht.’ D. Van Haute Vorige Volgende