Of ik daar op mijn gemak zat! 'k Had met moeite plaats genoeg om stil te zitten en bijna iedere maal dat ik verroerde, stook ik aan iemands voeten. Binst dat ik daar zat, wilde ik mij eens ronddraaien, maar zie, toen ik aan 't draaien was, stook ik mijn hoofd zoo hevig tegen de tafel dat ik dacht iets omvergeworpen te hebben en zeker was dat men mij uit mijne schuilplaats zou halen. Maar, gelukkiglijk iedereen dacht dat het iemand anders gedaan had en ik ontsnapte voor dien keer.
Wat was het mij vervelend daar alzoo 't einde van 't eetmaal te moeten afwachten! Het scheen mij alsof zij nooit genoeg geëten hadden, en als zij niet bezig waren met eten, dan waren ze aan 't klappen. Dat was mij eene les tegen de gulzigheid, en, neen, nimmer zal men mij uren op uren aan tafel vinden. Eindelijk nam ik 't besluit mij wat te verzetten en daar Maartens houten been juist bij mij stond, zou ik er eene grap meê spelen.
In mijn zak, zat een groote naald, die ik altijd bij mij had tegen geval van nood. Bij toeval dacht ik dat Maarten niets kon gevoelen van hetgeen aan zijn houten been gedaan wierd en dat het kluchtig zou zijn de naald erin te jagen tot aan het oog, zoo dat dezen die niet wisten dat zijn been in hout was, het zouden zien en denken dat hij vreeselijk moest lijden. 'k Haalde dus de naald uit mijn zak en duwde ze in zijn been met beide handen om ze des te dieper te doen indringen.
Maarten slaakte een gil die mij 't bloed deed verstijven, hij sprong op, smeet bijna de tafel omver en viel achterover op zijn stoel. - En gerucht en leven dat er daar gemaakt wierd! 'k Was gemist van been en had de naald in zijn waar been gedreven.
'k Wierd van onder de tafel gehaald. - Maar onnoodig te zeggen wat mij dan wedervoer. 't Was ‘de oude, oude geschiedenis’.
't Engelsch naverteld.
R.D.