Biekorf. Jaargang 15(1904)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Priesterwijding aan P.v.d.D. GODS hoogtijklokken zijn aan 't luiden en galmen statig door zijn Kerk vol hoog bedied het oude kerstdaglied. Wat mag die trotsche zang beduiden die siddrend dringt door been en merg? Het godlijk Kind dat ons geboren, dat Koning en dat Priester is, ringsom Hem schaart dat zijne kerk Hem baart een godlijk heir Hem uitverkoren, het erfgeslacht van zijn geloftenis. Een koningskleed omgordt hun leden; hun hoofd een gloriekroon omgeeft; 't tweenegde zweerd zij dragen onverveerd: den scepter van hun heerlijkheden Gods woord waarvoor de wereld beeft. Een englenstoet komt afgevaren met prachtgewaden in de hand. De hemel reedt het heilig offerkleed van Kristus nieuwgewijde scharen, en siert ze rijk met goud en kant. Daar zijn er blank van wittigheden geschonken door de maagdenschaar; ook die als wijn rood en gepurperd zijn, weleer in de eedle pers getreden van bloedgetuige en martelaar. Daar zijn er groen als lentemeien vol hoop met blomgebloei bestaan; daar zijn er zwart die klagend luid en hard erbarmlijk om vertroosting schreien, als 't waar met zondelast belaan. [pagina 31] [p. 31] Nu leggen de englen op de schouders der priesters dien geliefden wracht: ‘zijt blijde of weent naar dat Gods Kerk verleent; bidt voor uw volk, geslacht en ouders, zij u die zware last nu zacht’. Zoo droomden wij in deze dagen, dat wij u in dien hemelkring, O! lieve Oom zoo machtig en zoo vroom, als Koning en als Priester zagen.... Die droom is waar; uw zegening. voor C.F.E.d.G. 28/12/1903. Horand Vorige Volgende