Biekorf. Jaargang 14(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Noenebrand DE zonne gaapt heur warremte uit onhebbelijk, en 't land te baaken ligt in 't steken van den stalen zonnebrand. De boomen staan hun arms omhoog, geen takske of blad dat roert, geen windje dat deur 't brandend groen zijn koelen asem voert. Daar diepe maalt de zon heur beeld, het vlammend, in den vliet, en zwijgend buigt bij 't viergeweld het fijngestaalde riet. Het vogelvolk en taalt noch tikt, gedoken in de blaân, geen musschen toe die kijvend, zot een leutig kampken slaan. [pagina 366] [p. 366] Lamlendig, op 't groen gele gers der weide ligt een koe of drie te rusten, roerloos daar, met half hun oogen toe. Het werkvolk slaapt, waar hier waar daar één koelte en schauwte vond, van langsten bachten boom en struik, een tuk ten noenestond. Heel 't land ligt in het brandgeweld van 't machtig vuurwerk bloot, daarboven giet en ziedt de zon heur goud gesmolten lood. F. De Jonghe Vorige Volgende