Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
[Nummer 16] | |
Gebruiken op Cinxen
| |
[pagina 242]
| |
was, bedoelden we geenszins al de geplogenheden die dit aloude spel vergezelden. Aldus, in het versieren van choor, altaren en banken met Cinxengroen, met ‘meyen ende rosinehoeden’, vinden we een louter wereldsch volksgebruik dat van buiten in de kerk gedrongen is. Inderdaad, van onheuglijke tijden reeds waren de menschen gewoon, op Cinxen, hunne huizen, deuren en ramen met dergelijk groen te behangen. Aan Cinxenkruid en- bloemen hechtten ze wondere kracht. ‘Ze hingen ze aan de zolders hunner huizen en trachtten daaruit een gelukkig of ongelukkig jaar te voorspellen. Hieven de opgehangen bloemen jeugdig en keerden ze hunne bladjes naar den zolder toe, dan mocht men goeden natijd werwachten. In het tegenovergestelde geval was er niet veel goeds te hopen. Andere buitenmenschen hingen den Cinxenbijvoet in hunne stallen om van den donder bevrijd te zijn’Ga naar voetnoot(1). Dit gebruik maakt deel uit van gansch eene reeks geplogenheden die op Cinxen geschieden en waar geboomte en gewas een groot aandeel in hebben. Voor een aantal jaren waren deze volksgebruiken t' onzent nog algemeen; heden zijn er slechts hier en daar nog enkele sporen van overgebleven. Alle landen, alle volkeren, om zoo te zeggen, hebben ze gekend; doch zelfs daar waar ze nu nog in leven zijn, hebben ze van hun vroegeren bloei verloren. 't Is wonder hoe eeuwenoude doeningen, die in 't leven van het volk zoo vast ingeworteld zitten, kunnen verkwijnen en uitsterven! | |
[pagina 243]
| |
Zoo 't was CinxenGa naar voetnoot(1). In den vroegen morgen kwamen de inwoners der gemeente bijeen en trokken gezamenlijk het bosch in om er Cinxenboomen, -takken en -groen te halen. Ze keerden terug geladen met bossels en boomkens, meest berken en sparren, al zingend en joelend dat 't dreunde over de velden. De boomkens werden geplant vóór den ingang der huizen. Niemand hadde het willen laten; dat bracht immers zegen in huis en weerde 't kwaad af gansch het jaar. Hetzelfde geschiedde vóór de stallen. Ieder stuk vee kreeg zijn boomken. Hierdoor werden de koeien melkrijk en bleven de dieren bevrijd voor ziekte en tooverijGa naar voetnoot(2). Takken werden gesteken op de veurst der gebouwen; Cinxengroen en -bloemen hong men aan de zolderbalk, aan de wanden, aan deur en raam al binnen en al buiten; hetzelfde geschiedde in de kerken en bidsteden. Dit alles bracht heil en zegen aan gebouwen, vruchten, dieren en menschenGa naar voetnoot(3). Nochtans niet alleman kon deelnemen aan den gezamenlijken optocht in het woud en zelf zijn Cinxenboomken medebrengen. Daarom waren er die in benden optrokken van huis tot huis met een vrecht boomkens en takken. Ze stonden aan ieder huis, aan ieder hof; ze zongen hun Cinxenliedjes, boden hunne waar aan en kregen overal iets: meest spek en eiërs. Deze spijzen werden vergaard om later in den dag of 's avonds er een gemeenschappelijken maaltijd mede te houden. Zulke rondleurders heette men Cinxenknechten, CinxenjongensGa naar voetnoot(4). Dit geschiedde op Cinxendag in de vroegte. Maar binst den nacht was reeds iets anders gebeurd. En dat vindt | |
[pagina 244]
| |
men overal. De jongelingen trokken inden duik naarde woning der huwbare meisjes van het dorp en vóór de deur plantten ze een boomken of staken op 't dak een boomtak met bloemen versierd of hingen kransen, palm, bloementrossen aan het raam. Het gewas verschilde naar den aard van het meisje. Alzoo kreeg de ondeugende dochter een verdorden tak of een doornstruik, in Limburg een peterseliestruik, in de Kempen, in Vlaanderen, in Fransch-Vlaanderen een strooien man: Marmousin of Mahomet genaamdGa naar voetnoot(1). Dit planten van boomen geschiedde op vele plaatsen ook vóór de huizen der ambtenaren der gemeente: van den pastor, den burgemeester, den onderwijzer; insgelijks vóór de openbare gebouwen: de kerk, het gemeentehuis, 't gerechtshof, de schoolGa naar voetnoot(2). Al die kleinere boomen moesten verschillen van den grooten Cinxenboom, die in name en onder 't deelnemen der gansche gemeente geplant werd. 't Planten van den Cinxenboom was overal het hoofdzakelijk deel van de Cinxenfeesten; zonder dat kon Cinxen niet gevierd worden. De inwoners of ten minste eenige afgeveerdigden der gemeente gingen in het bijgelegen bosch, kozen er een effenen hoogen boom, nogmaals een berk of spar, en na hem geveld te hebben, namen ze hem op hunne schouders en kwamen terug al zingen en juichen. In het dorp of in de stad deden ze eenen omtocht door de straten. Elkendeen, oud en jong, kwam toegeloopen en trok mêe in leutig gezang en gehuppel. Men hield stil op de gemeenteplaats, op de markt. Daar zal men hem oprechten en verscheidene weken laten staan; men zal hem bewaken opdat hij niet geschonden worde of geroofd door de vijandige naburige gemeente. Want gemeenten die in veete leefden waren er op uit elkander den Cinxenboom | |
[pagina 245]
| |
te ontrooven; 't was de grootste smaad die kon aangedaan worden; ook, als dit soms gebeurde, trokken de jongelingen op tegen hunne beledigers om den boom terug te nemenGa naar voetnoot(1). Heel dikwijls is 't een mast die bestendig ter gemeente bewaard blijft en jaarlijks voor den dag komt om tot Cinxenboom te dienen. Wanneer nu al het volk ter markt vergaderd is, wordt de boom geschikt en gepint. De takken worden afgerukt tot aan de bovenste kroon, 't overige van den boom wordt van ends ont ends gepeeld. De kroon wordt versierd met linten en strekken, gekleurd papier, zilveren bollen, en ringsom behangen met allerhande gerief: kleedingstukken en spijzen, vooral: eiers, worst, koeken, flesschen drank, enz. Dan wordt de boom opgerecht onder 't geroep en 't gejuich der menigte. 't Cinxenbier wordt geschonken en gedronken. Hand in hand danst men in leutige kringen om den boom en de Cinxenliedjes gaan hunnen gang. Dan beginnen de spelen, de vermakelijkheden. 't Is wedloopen te voete, te peerde, of zakloopen om het eerst aan den Cinxenboom; die eerst aankomt wint en is koning. 't Wordt geloopen en gereden om end om den boom. Een gebruikelijk spel is ook het ringsteken: Een krans van groente en bloemen wordt vastgemaakt aan den boom en 't wordt ernaar gereden en gesteken. Eindelijk geschiedt de boom- of mastklimming. De jongens klauteren den boom op en halen een voor een de opgehangen voorwerpen naar benedenGa naar voetnoot(2). Een andere geplogenheid die nu nog en vroeger overal in zwang was, is 't bespotten en beschimpen van den Cinxenluiaard. Die op Cinxen of, gelijk op andere plekken daags voordien, langst slaapt, laatst op strate is, laatst ter schole komt, zal het geheel 't jaar verweten worden en krijgt een spotname die geheel 't jaar meêgaat: Cinxen- | |
[pagina 246]
| |
slaper, Cinxenleegaard, Langeslaper in VlaanderenGa naar voetnoot(1); in Holland: Luilap, Luilak en van daar heet de dag waarop dit geschiedt, LuilakGa naar voetnoot(2). De andere kinders zijn er op uit den Cinxenslaper of -slapige te bespotten: ze loopen ze achterna al roepen en zingen: Cinxenbruid
De leêgaard uit,
Hadtje wel eéder opgestaan
Ge gingt wat vroeger naar schole kunnen gaanGa naar voetnoot(3)!
't Is een overblijfsel of ten minste een gebruik dat wel trekt op 't veeuitdrijven dat heden nog in Duitschland bestaat. Te Cinxenmorgen, met den eersten dageraad, drijven herder en herderin hunne kudden de stallen uit; de boereknechten komen op met hunne peerden en koeien en spoeden om het zeerst ter gemeene weide. Waarom? Binst Cinxennacht is de goddelijke zegen over de aarde gedaald met den morgendauw. 't Is dus om 't eerste en 't beste deel van den dauw en diensvolgens van den hemelzegen te verorberen dat elk met zijn vee ter weide komt. De menschen wandelen barvoets in 't dauwnatte gras en aan de dieren die ter gemeene weide niet kunnen gaan, zal men een stuk brood geven gespreid met Cinxendauw. Niet dat ze kunnen leven met dien enkelen ‘hemelschen dauw’, maar dit brengt heil en zegen mede voor menschen en dieren en bevrijdt voor geheel het jaar van betooveringeGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 247]
| |
Die nu het eerst ter weide is, wordt Cinxenkoning uitgeroepen en met bloemen gekroond en eveneens het dier dat mede eerst aankomt wordt met groente opgetooid en krijgt voor geheel het jaar den eernaam van: Cinxenstier, CinxenpeerdGa naar voetnoot(1). De laatstaangekomene wordt uitgelachen en krijgt hij en zijn vee, een spotnaam zooals hierboven: Langeslaper, enz. Veelal is er op die weide ook een Cinxenboom opgericht. Herders en veeknechten dansen en zingen ringsom den boom of houden wedloop. Die wint krijgt de gebruikelijke bloemenkroon en is koning. Heel dikwijls is dit gevolgd door een omtocht door het dorp: de koning rijdt voorop; de laatstgekomene, aardig uitgedorst, komt achteraan, uitgejouwd door het toegeloopen volk, ofwel moest van hof tot hof allerhande giften gaan inzamelen, daarmede men een gemeenschappelijk maal zou houden bij den CinxenboomGa naar voetnoot(2). Een ander bedrijf van het Cinxenvieren is het volgende: Een bende jongens trekt het bosch in; een van hen wordt van den hoofde tot den voete met berk- en sparloof omkleed en dan onder zot getier het dorp rondgevoerd of naar de hofsteden geleid terwijl men er de gebruikelijke inzameling doet; eindelijk wordt hij onder stroo en takken begraven, of met water overgoten of in een beke gestooten. Elders geschiedt dit met hem die laatst aankomt op de weide. Heden treft men dit gebruik nog aan in Duitschland, waar de held van 't spel den naam draagt van: Pfingstl, Pfingstquack, Pfingstnickel, Wasservogel. Heel dikwijls is 't een man van stroo, gehuld in groente en loof ‘Laubpuppe’, die op 't einde verbrand wordtGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 248]
| |
Wat in onze streken beter gekend is, 't is het Cinxenmeisje, meer nog Cinxenbloem, Cinxenbruid geheetenGa naar voetnoot(1). Onder de meisjes van het dorp wordt er een uitgelezen, doorgaans het bevalligste; de ouders zijn er fier op en het zal 't geheel zijn leven onthouden en voortvertellen. 't Wordt in 't wit gekleed, met bloemen en kransen opgesmukt en omringd door hare gezellinnen door het dorp geleid of naar de boerenhoven om de giften in te zamelen. De andere meisjes volgen of houden boven de Cinxenbruid haar hoofd de Cinxenboog, d.i. eenen tak met bloemen omvlochten en zingen: Sinksen, Sinksenbruid!
Ons koningin die gaat vooruit,
Ons koningin die is zoo schoon,
Zij draagt er de SinksenkroonGa naar voetnoot(2).
...................... Pinksterblom.
Keer ou reis om!Ga naar voetnoot(3).
...................... Daar komt de vurige Pinksterbloem,
Daar komt zij aangegangen,
Met een schoon roozenhoedjen op
En met twee bloeiende wangenGa naar voetnoot(4).
...................... of nog: Siet hier hoe aen komt strycken
de fiere Pincxter-Blom,
Laat ons nu een deuntjen queelen
Op deze PinxterfeestGa naar voetnoot(5).
| |
[pagina 249]
| |
Altijd ook was er een Cinxenkoning en een Cinxenkoningin. Beiden reden uit, in stoet, vergezeld door ruiters en zingende lieden: ze woonden de wedspelen en vermakelijkheden bij, gezeten op een met groen versierd verhoog of onder eene loofhutteGa naar voetnoot(1). Op vele plekken laait des avonds op de heuvelen het Cinxenvuur, wiens rook heksen en rampen van de streek verwijderd houdtGa naar voetnoot(2). Dit alles geschiedt op Cinxendag zelf of daags voordien of 's anderdaags; doch binst heel de Cinxenweek zijn er volksfeesten en spelen, dezelfde waaraf hierboven spraak was: wedloopen, wedrennen, zak-, ei-, waterloopen, ringsteken, mastklimmen en vooral de koningschieting. De schuttersgilden kozen alsdan hunnen hoofdman, deden hun gewonnen optocht en vierden hunne jaarlijksche koningschieting. Die den hooggaai schoot was koning voor geheel het jaar. Dit alles geschiedde bij of omtrent den Cinxenboom.Ga naar voetnoot(3) Alsdan en aldaar ook hield men veekeuring, waar 't vee gepint en versierd ten voorschijn kwam; alsdan en aldaar grepen jaarmarkten en kermissen plaatsGa naar voetnoot(4) en geschiedden de schouwspelen en vertooningen van tooneelgilden en rederijkersGa naar voetnoot(5).
***
Daar hebt ge, min of meer volledig, de volksgebruiken op Cinxen, zooals die vroeger schier overal, ten deele toch, bestonden en waarvan enkele op heden hier en daar nog in zwang zijn. Daaruit ziet ge hoe plechtig, hoe grootsch Cinxen voortijds door het volk gevierd werd. | |
[pagina 250]
| |
Niet overal geschiedde dit zoo volledig en in dezelfder voegen. Sommige gebruiken die in de eene streek bestaan, zult ge in de andere niet aantreffen, en hetzelfde gebruik bestaat hier alzoo, ginder anders; ja, verscheidene gebruiken en namen zijn verward geraakt. Aldus, de Cinxenbruid, -bloem, -koningin is in 't land van WaasGa naar voetnoot(1), in Noord-BrabantGa naar voetnoot(2) een uitgelezen meisje van het dorp; in Holland, een arm meisje dat met lompen gekleed gaatGa naar voetnoot(3); in VeurneambachtGa naar voetnoot(4), in WestphalenGa naar voetnoot(5), in Oost-FrieslandGa naar voetnoot(6), het meisje dat langst slaapt of laatst ter schole komt; elders nog is 't de verloofde van den Cinxenkoning of eene jonge dochter door hem verkoren. De Cinxenkoning is hier deze die eerst ter weide komt; daar, deze die wint in een der wedspelen, of die den hooggaai schiet, enz. Zoo ook de omtochten, de omhalingen, enz. verschillen van streke tot streke. En toch zien we hoe die geplogenheden in den grond overal dezelfde zijn. Geheel het spel komt hoofdzakelijk hierop neer: 't inhalen en planten van Cinxenboomen, dat vergezeld gaat met omhalingen, omtochten met den koning of de Cinxenbruid, feesten en spelen; en hier en daar 't uitdrijven van 't vee, 't wandelen in de bedauwde weide, 't Cinxenvier. Doch, zooals we hebben kunnen bemerken, altijd en overal treedt het gebruik van geboomte en gewas op den voorgrond.
*** ('t Vervolgt.) |
|