Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOp den vijftigsten verjaardagvan de plechtige kloosterbeloften onzer eerweerde Moeder Abdesse, Zuster Maria-Lucia, wijlen eer jongvrouw Delphine Deschieter de Kerkhove, gevierd te Rousselare in het klooster van de Arme Claren-Colettienen op den 25sten September 't jaar O.H. 1882.
DE wereld was te kleen voor 't hert van Alexander
des had hij wonderen lof bij menig oud Poeet;
maar 'k wacht mij zulken lof te melden, die een ander
en een veel grooter hert als Alexander weet;
Franciscus hert is dat, des armen van Assisen,
hij die de wereld ook gekend heeft, en geschat
van al te kleender weerde om haar niet af te wijzen
voor 't eeuwig heil der hoog- en schoondere Hemelstad.
| |
[pagina 235]
| |
De wereld was te kleen voor 't hert van dezen strijder:
Hij won en overwon ze duizendmaal, en nog
bleef plaatse er in zijn hert dat wijder wierd en wijder
na maat hij verder week van 's werelds oud bedrog!
In God docht hem het hert alleen bekwaam te leven
't afgrondig menschenhert dat altijd onvoldaan
geen ruste en heeft 't en zij 't den Schepper weergegeven
in Hem mag rusten, Hem beminnen, Hem verstaan.
Is 't wonder dat een hert door God alleen bezeten
de wereld overwon - wat zeg ik - met geweld
de wereld ommekeerde en uit heur slavenketen
zoo menig ziel verloste als ware Ridderheld?
O Ridderschap vol eere, o kruisvaart, ondernomen
niet om het graf alleen en 't heilig vaderland
des Zaligmakers, maar om alles te overkomen
dat tusschen mensch en God onvrije muren spant;
om God te winnen, God strijdmachtig in te varen,
gestreden af en los van 's werelds banden al
en vrij, oneindig vrij, voor altijd vrij, den waren
triomph te vieren, dien geen tijd meer stooren zal!
Dit deed Franciscus, dit zijn kinderen, een en allen
't zij man, 't zij maagd, 't zij rijk, 't zij arme, kleen en groot
verstonden 't edel woord des voorbeelds. Duizendtallen
vergaarden onder 't kruis dat hij te volgen bood.
Van eenen zegenpraal als dien Fransiscus benden
met armoe voor hun deel en 't kruis voor wapen, Noord
en Zuid, en Oost en West, in alle streken, kenden
op's werelds heerschappij, wie had er ooit gehoord;
wie had er ooit gedurfd, bij de oude dichters, wagen
hetgeen zes eeuwen reeds getuigen, in Gods Kerk,
hetgeen wij zelven nog op onze kwade dagen
beleven mogen van Franciscus' wonderwerk,
dat altijd kleen, zoo groot, zoo machtig is, gedoken
in de oogen straalt, bespot alle eere wint, getrapt
beneen de voeten, leeft, ontredderd en gebroken
weer opstaat, en hersteld, dweers deur de wereld stapt.
Zoo is 't nochtans niet waar, eerweerde en goede Moeder?
| |
[pagina 236]
| |
Gij weet het best toch, gij die, in uw maagdenschoot,
zoo menig jaar de vlam gevoeld hebt, die den broeder
van 't oud Assisi kwam te ontsteken. Hij is dood
der wereld, maar hij leeft nog in uw hert, daar wonderen
verwekkend, zoo hij zelf er plag te werken, hij
die door geen berg, geen bosch, geen zee was af te zonderen
van 't edel doel dat hij betrachtte. Zoo bleeft gij,
o Moeder, onbeducht voor alle wereldmachten,
't Apostelschap getrouw dat u de Vader gaf.
Gij stichttet niet alleen ons herte en onz' gedachten
met voorbeeld, lesse en moed, gij planttet uwen staf
onvruchtbaar schijnend hout, waar Gods geheime wegen
u toogden 't vruchtbaar land, dat kruis en tegenspoed
en lijden leveren zou; maar 't heeft ook oest gedregen,
dien in zijn schuren God voor eeuwig bergen moet.
LaatGa naar voetnoot(1) Munster-aan-der-Aa, de kroone van Westfalen,
laat (1) Dusseldorp den Rhijn versierend met de pracht
der schilderkunste; laat 't oud (1) Tongeren verhalen
en 't leerzaam Rousselaar (1), hoe haast en onverwacht
uw moederlijke staf daar nauwlijks kwam te raken
den grond, of uit den grond kwam klooster, choor en kerk
gezegend als van God en ging er 't vier aan 't blaken
dat niet meer sterven zou, al woei het nog zoo sterk.
Ja Satan had het wel gekrenkt, had hij gekonnen,
hetgene op God gesteund en op de ootmoedigheid
uw altijd hopend hert zoo krachtig heeft begonnen;
maar stormen hielp er niet, te diep was aangeleid
de grondslag en de steen waarop Gods werken gronden,
uw werk bleef ongedeerd en heden, God zij lof!
verscheen de dag dat wij de vijftig jaar verkonden
dat gij gewaakt hebt in Franciscus' maagdenhof!
Waak voort nog langen tijd en zij Gods engel nevens
u, wakend dag en nacht, opdat geen vijand ooit
en raak den gouden draad uws kostelijken levens
noch 't hert, dat zooveel deugd heeft rondom u gestrooid.
| |
[pagina 237]
| |
Waak voort nog langen tijd, blijf bij ons die u allen
beminnen, Moeder, zoo elk kind beminnen moet;
en laat ons liever al, eerbiedig neergevallen,
als dat gij sterven zoudt hier sterven voor uw voet!
Kortrijk, 16 September 1882. G. Gezelle |