boeken hebben Alexis' Géographie en Le Nouveau Larousse illustré waarlijk aarde aan den dijk gebracht? 't Schijnt ons hoogst twijfelachtig. Daarbij zou men, onzes dunkens, ook geen werken moeten opsommen, die maar een verwaaiden keer en nog van verre gebruikt zijn geweest, lijk Trétineau-Joly (bl. 28), Dehoisnes (bl. 87), de Haulleville (bl. 95). Voor de andere hoeft er dan ook meer nauwkeurigheid. Zoo, voor de werken van Verbiest, waarom niet zeggen of het een handschrift geldt of een uitgegeven werk? (E.H. Carton geeft die werken nogal goed). Is 't een handschrift dat men benuttigt, is het 't oorspronkelijke of is het maar een afschrift en in dit geval mag men er trouw in hebben! Zoo voor de brieven lijk van Maldonado, Thomas (Vgl. bl. 73, 98 en 118; deze brief kan van 1886 niet zijn) Noel en anderen, zijn ze gedrukt ofte niet, en waar zijn ze (bl. 32, 102, 105, 106), nog eens toepassende wat wij zooeven zeiden? Hetzelfde geldt voor die van Herdtric: zijn ze in de Deutscke Jesuitenmissionaren (Vgl. bl. 51, nr 1)? Een woord over de innerlijke weerde van Du Halde, als boeksteller op hem wil steunen, was niet overbodig. Was hij op 50 jaar afstand in staat de waarheid te weten, of had hij degelijke oorkonden voorhanden en heeft hij die wel gebruikt? Dan nog waarom niet nauwkeurig aanduiden waar iets in 't één of ander werk te lezen staat? (Zoo bl. 34, n. 2; 42, n. 1; 83, n. 1; 84, 1; ten ware ze 'tzelfde waren als bl. 59, n. 1; 45, n. 2; 92, n. 1; 95, n. 2;). Waarom niet zeggen bl. 89 dat de handmare aan Innocentius XI bij E.H. Carton geboekt staat (gem. Annales, bl. 125)? In 't aanduiden van werken hoeft men ook steeds
plaats en jaar van het drukken op te geven. (Zoo bl. 116-117 en bl. 21). Eindelijk waarin is Bd. II der Annales de l'Émulation te passe gekomen? Wij doorbladeren het te vergeefs!
Te lange wellicht hielden ons die aanmerkingen bezig en den lezer schijnen ze zeker een gezaag: maar we schreven ze enkel neer uit hoofde van algemeen nut. Wie over oorkondenbenuttiging meer begeert, ziet b.v. Dietsche Warande en Belfort, 3de jaar, 1ste deel, bl. 82.
Het werk zelve wil ik echter hoegenaamd niet afbreken. De gezegden zijn doorgaans degelijk gestaafd, ten minste als het Vader Verbiest geldt. Alles is geput uit de werken van den geleerden zendeling, vooral uit zijne Astronomia Europae, waarvan de waarheid door de vergelijking met geloofbare gelijktijdige oorkonden klaarlijk uitkomt. Weinig of niets (ziet nochtans bl. 115) geeft de heer Rabbaey meer dan E.H. Carton, dien hij volgt, dezes gezegden echter steeds met de oorkonden vergelijkende. Ware het niet mogelijk wat nieuws te geven, zoo boeksteller ook wat andere werken van E.V. Verbiest doorzocht en die met andere gelijktijdige vergeleek, steeds de weerde zijner oorkonden wel wegende, en in 't oog houdende dat het niet genoeg is voor een stuk dat het handschrift is om weerde te hebben? Over 's lands zeden ware het misschien goed geweest de belangrijke studie aan te halen die de vijf laatste jaren in de Missiën van China en Congo verscheen onder den titel van ‘De verkeerde wereld.’
Dit weze voldoende: over den inhoud zullen wij enkel bijvoegen dat boeksteller Vader Verbiest volgt in al de wisselvalligheden van diens loopbaan, bijzonderlijk toonende hoe 't zijne wis- en sterrekun-