Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMingelmarenBOEKENNIEUWS. - Eerlang zal E.H. Caesar Gezelle, die onze lezers zoo menig schoon dichtje te lezen gaf, een eersten bundel gedichten uitgeven die zal heeten: ‘Primula veris’.
ZANGDICHT ter gelegenheid der luisterrijke kroning van het wonderbeeld van O.L.V. Ten Doorn te Eecloo, op 1 Juni 1903. - Woorden van den Eerw. Heer Vincent Lefere. Muziek van Remi Ghesquiere. | |
Eerste deel.
| |
2.Bloemkens van de hagen,
Hoort wat wij u vragen,
Hoort wat ons behaagt:
Leent ons zoete geuren,
Leent ons schoone kleuren,
Voor de Moedermaagd!
(R.G.) | |
[pagina 206]
| |
Zang der engelen:Salve, Verbi sacra parens,
Flos, de spina, spina carens
Flos spineti gloria!
Palmam proefers singularem
Nec in terris habes parem
Nec in coeli curia!
(Adam van S.-Victor.)
Solo i.
Vriendinnen, 'k voel mijn hert nog beven!...
Hebt gij gehoord die melodij
Die scheen op gouden harp te zweven,
Door stemmen van een englenrei?
Vernam uw oor dat een wonder zingen,
Zoo zoet een wijs,
Als zingen slechts de hemelingen
In 't Paradijs?
Solo ii.
In englendale
Dat nu strale
Gods macht!
Gods goedheid,
Gods liefde en zoetheid,
Gods wonderkracht!
Solo en duo.
Ziet dien doornboom bloeien,
In 't zonneglansgloeien,
Zoo blank, zoo rein!
Maar tusschen de bladen,
Met dauw beladen,
In 't morgenlichtbaden,
Wat mag dat zijn?
Wat mag daar glansen
In doornboomkransen,
Wat mag dat zijn?......
Koor.
Het is Maria's beeld!
O nu verstaan wij 't wonder!
Hier blijkt des Hemels macht!
Hier straalt Gods vinger onder!
Die de englen zongen, was Maria, mild en goed!
O Moeder Gods en Maagd, Maria, wees gegroet!
| |
Tweede deel.
| |
[pagina 207]
| |
Wilt allen vereeren
De Moeder des Heeren,
Die daalde uit de sferen
Vol roem en gloor.
Rei van Meisjes.
(Met witte doornbloemen in hunne handen.)
1
Hier bloeit de Lelie onder Doornen,
Hier blinkt het vat der uitverkoornen,
Dat God behaagt.
Komt, menschen, komt; komt vroolijk loven,
De Koningin van 's Hemels hoven,
De Moeder Maagd!
2
Hier prijkt in Eecloo's lustwaranden
Het pronkjuweel van Godes handen,
Vol roem, vol eer!
Maria woont en wil hier tronen;
Zij wil haar blijde kindren toonen
Haar liefde teer!
3
Den witten Doornboom van de hagen,
Wij zien hem Godes Moeder dragen;
Juicht, menschen, juicht!
Brengt allen Haar uw hart vol minne;
Komt talrijk op, en uw Vorstinne,
Uw dank betuigt.
Het Volk.
O Eecloo, strooit palmen;
Zingt juichende psalmen
Laat vroolijk weergalmen
Een zegekoor!
De draagsters van 't Wonderbeeld.
Magnificat....
| |
Derde deel.
| |
[pagina 208]
| |
De Vrouw eens ZeevaardersGa naar voetnoot(1).
Hoe woest is de zee! hoe bruisen de golven!
Ach! moet hij! o wee! in d'afgrond bedolven,
Rampzalig- vergaan?
O Moeder van God, belet hem 't verdrinken,
Maria ten Doorn, wier beeld ik zie blinken,
'k Roep, hopend, U aan.
koor:
Schept moed! En bidt de Moedermaagd,
Ons Lieve Vrouw ten Doren!
Eene Moeder.
Hoe wreed dreigt de dood, hoe knarsen die tandjes!
Hoe rimpelt die wang, hoe gloeien die handjes!
Mijn kind zal vergaan,
O Moeder van God, 'k leg op uw altaren,
Wilt 't bloed van mijn bloed in 't leven bewaren
'k Roep, hopend, U aan!
koor:
Schept moed! En bidt de Moedermaagd,
Ons Lieve Vrouw ten Doren!
Eene Kloostermaagd.
Hoe smert mij de pijn in 't kranken der leden;
Met vliem ende zweerd als 't beenmerg doorsneden,
Hoe kan ik bestaan?
O Moeder van God, Maria ten Doren,
Die hopend U bidt, bidt nimmer verloren,
'k Roep, hopend, U aan!
slotkoor:
Triomf! Triomf! Laat 't tot de heemlen schallen:
‘Wat zijt Gij groot en goed, o Moeder Maagd!
‘Des hemels heir met zijn ontelbre tallen,
‘Verkondt uw naam, en door het heelal draagt!
***
‘Triomf! Triomf! Vorstinne der victorie,
‘Gansch 't menschdom looft uw milde wonderkracht;
‘Gij blinkt omhoog in glans van hemelglorie,
‘Gij schijnt omlaag in wondren zoet en zacht.
***
‘Triomf! Triomf! Zoolang het groen der hagen
‘Te Lente mengt met blankheid rien en zoet;
‘Zoolang zal de aard van uwen roem gewagen;
‘O Vrouw ten Doorn, Vorstinne groot en goed!’
|
|