Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |
breed bij één tot drie diepe. Eene kele, een wagenspeur breed, is de eenige toegang. Die plaatse wordt genoemd de mote, staat onder nr 485 op den ligger aangeteekend, beslaat 26 aren, is heden beploegd door Verschore van Tieghem en behoort toe aan de kinders Vienne van Moen. Naar men in de streke vertelt, zoude er daar nog een kasteel gestaan hebben; over lange zoude het verzonken zijn, zijne inwoners, die heidenen waren, akelig omgekomen, en sedert zijne verdwijning zoude er daar 's nachts entwie, de moteman, wandelen; geluid gehoord worden en een wit peerd verkeeren. Die bijgeloovigheid en bevreest de menschen niet, maar maakt toch 's nachts den voorbijganger min stout, doet hem met achterdenken liggen en hem op zijne hoede houden. Zoo vertelde ons een landbouwer dat hij, over een goed getal jaren, eens rond middernacht, met twee peerden van de markt langs de mote naar huis komende, op wat afstand van hem, eenige jongelingen, die langs den weg van de mote opkwamen, al met eens, bij 't zien der peerden, de vlucht zag nemen. Andere dergelijke vertellingen, poetsen en grappen, en ontbreken er niet. Nopens deze eigenaardige mote hebben wij vele en lange opzoekingen gedaan en deelen onze vondsten den lezers van Biekorf mede: Sanderus in zijn Flandria illustrata (1641), en gewaagt noch van mote noch van kasteel en meldt alleenlijk dat Waarmaarde afhong van de Gruthuuse, heere van Avelghem: ‘Waremare ad Gruthusios spectavit. Bis per annum nundinas habet, sed non admodum frequentatas’. Overblijfsels van 't kasteel en vinden wij niet meer; nochtans wierd er ons verzekerd, door een geloofweerdigen ooggetuige, dat men daar, over een vijftiental jaren, steenen, twee doorroeste ijzere staven en vermolmde houten staken opgedolven heeft. Wij zelven al doen graven, zijn een halven meter diep, op eene lage van gebrokkelde steenen, eenige scherven van roode tichels en verstorven mortel gekomen. | |
[pagina 173]
| |
In de zeldzame oorkondenGa naar voetnoot(1) der parochie en is er geen spraak noch van kasteel noch van zijne bewoners of eigenaars (ziet verder). Alleenlijk is het ons gelukt den naam van de mote te ontmoeten in een ligger van Waarmaarde (1730-1732), sectie VI, nr 403: ‘De baronesse de Cellis, een partije lant ghenaemt de mote, oost den ad'Roose, suyt Jan Lamon en 't goet van 't swart susterhuis tot Paemel, west Jan de Rijcke oude voort de straete, groot met voorschrevene mote tot een bunder, twee vierendeelen, sessentneghentich roeden’. Al hadden wij maar het hierboven aangehaalde: deze eigenaardige ligging der plaatse, die veelzeggende name van moteGa naar voetnoot(2), dat zeggen en die bijgeloovigheid van 't volk, die uitgedolven overblijfsels van bouwstoffen; wij zouden reeds te recht denken dat er daar, is het niet een kasteel, te minsten iets bijzonders gestaan heeft. Doch deze onze gissingen nopens een kasteel op de mote, gingen bijna tot zekerheid over, dank aan twee landkaarten toebehoorende aan den E.H. Lootens, bestierder, te Avelghem. De eerste draagt als opschrift: ‘Carte des camps d'Hauterive et d'Harlebeek, les 20 et 21 de May 1690. Corrigée et augmentée par le chevalier de Beaurain, géographe ordinaire du Roy’. Daarop vinden wij ook Waarmaarde, en op den achterkouter, ter plaatse daar wij, alles ten beste uitgerekend, de mote vermoeden, staat er een kasteel geteekend met de woorden: ‘Philippe Marckeghem’Ga naar voetnoot(3). | |
[pagina 174]
| |
En op de tweede landkaarte: ‘Carte des camps de Bossu, de Harlebeek et de Courtray, au de là et au de cà de la lis, les 24, 26, et 28 Aoust 1694. Avec celuy des ennemis à Vorteghem, à Cruishautem et Lenghevest, le 28. Corrigée et augmentée par le chevalier de Beaurain, géograplie ordinaire du roy’, staat er op die zelfde plaatse, waar vroeger 't kasteel stond, een huis met de woorden ‘à Philippe Marckeghem’Ga naar voetnoot(1). Het bovengemelde kasteel staat ook aangeteekend op eene andere landkaart van 1691 en op eene andere van 1692, ook gemaakt ter gelegenheid van den doortocht van 't fransch leger. Deze beide laatste kaarten kregen wij te zien van den heer Saalman, oudheidkundige, te Berlijn. Dat alles ingezien zijn wij nu zeker dat op den achterkouter te Waarmaarde vroeger een kasteel stond en zoo goed als zeker dat het op de mote was. Dit kasteel wierd daar waarschijnlijk na de uitgave van Flandria illustrata (1641) gebouwd, daar de schrijver Sanderus, er niet van gewaagt terwijl hij de kasteelen van Autryve en Avelghem, tot het kasteelken van Kerkhove toe, allen dichte er bij, afschetste; en moet ook, volgens onze jongste landkaarte, naar alle waarschijnlijk, in of korten tijd vóór 1694, verdwenen zijn; en misschien wel.... dat de Franschen het vernieldenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 175]
| |
Wij durven met zekerheid zeggen dat er daar te Waarmaarde een kasteel stond eerder dan eene groote doeninge of hofstede; daar wij ten eerste, ter plaatse, op de landkaarte, hetzelfde teeken vinden dat te Avelghem het toen en nog bestaande kasteel moest aanwijzen; alleenlijk wat kleiner daar het kasteel te Waarmaarde onbetwistbaar kleiner was. Ten tweede op de landkaart van 1692 staat er duidelijk: ‘Ch(âteau) de Warmarde’. Het is ook zoo goed als zeker dat dit kasteel op de mote stond. Het volk immers en wijst, op den achterkouter van Waarmaarde, maar eene plaatse aan waar er een kasteel zou kunnen gestaan hebben en 't is de mote. Daarbij noch op den ligger van 1730 noch op den huidigen en is er geen stukje land dat door zijne benaming of anders, op den achterkouter, of elders het spoor van een kasteel verraadt. Dat er nergens spraak is alhier van de familie Marckeghem schijnt gemakkelijk uitlegbaar, indien wij, zonder verdere veronderstellingen, den korten duur van 't bestaan des kasteels aanveerden. Wiste nu daar iemand iets meer of beters over, hij gelieve het ons mede te deelen en ontvange op voorbate onzen dank.
Leo Claeys |
|