Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[Nummer 11] | |
Nog over Luchtmaren
| |
[pagina 162]
| |
't Is dus gemakkelijk te begrijpen, dat de deskundigen er hen op toe leggen om die onvolmaaktheden te verminderen en te doen verdwijnen: en 't is daar tegenwoordig de strekking van al het zoeken; want de vraag naar den afstand van betrekking schijnt teenemaal opgelost: blijft dus nog de vraag van 't geheimhouden. Is er nu al iets daarin teweeggebracht dat ons mag doen verhopen dat wij eens die zaak zullen zien klaar komen? Wij mogen daar stellig op antwoorden. Verscheidene zoekers hebben reeds uitslagen bekomen die alhoewel nog niet geheel volmaakt, toch aanmoedigend zijn en goede uitkomst beloven. Zoo heeft de ‘Wireless Telegraph Company’ met Marconi aan 't hoofd, hare toestellen verbeterd, en beweert dat de geheimhouding verkregen is; nochtans en geeft zij daarover geen uitgebreide inlichtingen. 'T is met die toestellen dat Marconi in 1901 over 300 km. luchtmaren verzonden heeft, van 't Eiland Wight naar de Lizard in Cornwallis. Men heeft zelfs in de laatste tijden veel gesproken van de maren die door Marconi tusschen Amerika en Engeland wierden gewisseld: 't schijnt dat de stelsels in December 1901 reeds in werking waren tusschen Cornwallis en Newfoundland, wat eenen afstand bedraagt van omtrent 3000 km. 't Is wel waar, men kwam nogal veel tegen die uitslagen op: zoo zei men, dat het bij toeval geschiedde, want de berichten kwamen op zeer onregelmatige wijze toe, en dat men nooit met goeden uitslag zou kunnen gebruik maken van luchtmaren op zulken afstand; van eenen anderen kant beweerde men, dat er slechts teekens en geen berichten gewisseld wierden; anderen eindelijk vonden, dat de overgroote kracht der wektuigen zou beletten dat er in eenen zekeren omtrek kleinere stelsels kunnen werken. Maar Marconi houdt vol en beweert, dat hij tot goeden uitslag zal komen, niet alleen wat den afstand betreft, maar om de nadeelen die tot nu toe nog aan de stelsels bestaan te doen verdwijnen. Intusschen is hij de eenigste niet die hem met de | |
[pagina 163]
| |
verbeteringen bezighoudt. Andere deskundigen zooals hoogleeraar Slaby, graaf Arco, leeraar Braun werken er aan, en gaan goed vooruit. Zoo werden de toestellen van Slaby-Arco aan boord van 't stoomschip ‘Deutschland’ geplaatst, en door 't benuttigen van gepaste stelsels kunnen zij geregeld worden op verscheidene reeds bestaande inrichtingen: zoo b.v. met deze van Helgoland, van Borkum, met het eiland Wight en met het lichtschip van Nantucketeiland. Het stelsel van leeraar Braun is ingericht op Helgoland. Maar hoe kan men er nu toe komen het geheim der berichten te verzekeren, en meteen te beletten dat men onder 't verzenden gestoord worde? 't En is ons niet mogelijk de grondstelsels en de werktuigen daartoe benuttigd in 't lang en 't breede uiteen te doen, maar wij kunnen daar toch een woordeke over zeggen. In onze eerste bijdrageGa naar voetnoot(1) zeiden wij, dat er bij elke ontlading tusschen de twee bollen a en b eene reeks slingeringen ontstaan en dat wij eigentlijk te doen hebben met eene slingerende ontlading. Nochtans moeten we ons niet inbeelden dat die slingeringen langen tijd blijven voortduren, zoodat wij ze zouden mogen vergelijken met eenen toon voortgebracht door eene snaar van een klavierspel. Die trillende ontlading wordt zeer rap gedempt ofte uitgedoofd, en is alzoo van zeer korten duur, zoodat wij ze eerder moeten vergelijken met een gerucht dan met een toon, b.v. met een hamerslag op een houten blok of een stuk ijzer. Niemand zal er ooit aan denken zulke geruchten met de tonen van eene snaar of van een windspeeltuig te vergelijken. Zoo ook moet men niet meenen, dat de barnkrachtelijke trillingen door eenen gewonen triller voortgebracht eenen gestelden toon weêrgeven: maar veeleer dat het eene aaneenschakeling is van geruchten die geheel rap elkander opvolgen en alzoo aaneenhoudend schijnen. Hieruit volgt dus, dat zulke trillingen in staat zijn door | |
[pagina 164]
| |
alle ontvangstelsels opgenomen te worden, en daarin ligt juist het nadeel van het luchtmaarwerk. Wij kunnen dus dat nadeel doen verdwijnen met de uitdooving der trillingen te beletten en er alzoo eene soort van aanhoudenden toon van te maken. Dan zullen wij met eenen gepasten ontvanger dien toon kunnen opvangen en geene andere; d.w.z. de zaak wordt opgelost door 't gelijkstemmen? ofte ‘syntoniseren’ der toestellen. Het ware te moeilijk hier uiteen te doen hoe men erin slaagt om het uitdooven der trillingen te vermijden: maar wij kunnen ons daarvan eenigszins een denkbeeld maken met te onderzoeken hoe dit geschiedt voor de toonkunde: een stemvork waarop men slaat geeft een toon, maar die ook nogal rap uitgedoofd wordt; de toon is immers maar korten tijd hoorbaar. Maar als wij die stemvork op eene tafel rechtzetten, dan blijft ze langer en luider galmen, en dit kan nog vermeerderd worden met ze op een gepast houten kistje te stellen. Dit verschijnsel is toe te wijten aan het mêeklinken van het houten kistje, dat alzoo den verflauwden toon van de stemvork versterkt en verlengt. Zoo ook gaat het met onze barnkrachtelijke trillingen: wij kunnen ze, door gepaste toestellen, beletten van uit te dooven, en hier ook hebben wij te doen met het medeklinken. Die toestellen, die leeraar Braun gebruikt, zijn te ingewikkeld om hier beschreven te worden, maar uit hetgeen hier zooeven gezegd is, zal de lezer allicht oen gedacht kunnen opvatten van de wijze waarop zij werken. Maar 't en is daarmêe niet uit. Nog moet de ontvanger in gelijkstemming gebracht worden met den uitzender, zoodanig dat hij gevoelig wordt alleenlijk voor de barnkrachtelijke golven die van daar uitgezonden worden. Hier speelt de lengte van de vangstaaf eene groote rol: wij zeiden vroeger dat die vangstaaf van de aarde goed moest afgezonderd worden: dit was het geval in de eerste toestellen en in al deze waar geen gelijkstemming benuttigd wordt. Maar als wij die staaf met de aarde in betrekking stellen, dan ondervinden wij dat zij ongevoelig wordt | |
[pagina 165]
| |
voor zekere trillingen, en nochtans voor andere van gepaste golflengte even gevoelig blijft alswanneer zij van de aarde afgezonderd is: hier hebben wij dus een middel om de trillingen te schiften en deze alleen op te vangen die wij begeeren: 't is dus genoeg den uitzender trillingen te doen voortbrengen die op de vangstaaf van den ontyanger kunnen werken en door haar alleen opgenomen kunnen worden, om de zaak van de gelijkstemming geheel op te lossen. Om dit laatste goed verstaanbaar te maken roepen wij nog eens de toonkunde tot onze hulp. Iedereen weet, dat wanneer wij voor een open klavierspel, wier snaren vrij zijn, eenen toon voortbrengen, b.v. de la3 zingen of spelen, dat er dan eenige snaren van 't klavierspel aan 't trillen gaan, en eerst en vooral de snaar die juist den zelfden toon geeft la3, alsook eenige andere die de bijtoonen geven (b.v. la4 enz.) maar nochtans in mindere mate: dit is toe te wijten aan de gelijkstemming; de andere snaren blijven integendeel heel en gansch stil. Zoo gaat het ook met de barnkrachtelijke golvingen: door den uitzender worden trillingen voortgebracht van gestelde golflengte en wier uitdooving zooveel mogelijk belet is: die trillingen oefenen hunnen invloed uit op de vangstaven die voor hunne lengte ingericht zijn, d.i. die gelijkgestemd (gesyntoniseerd) zijn, en op de andere vangstaven maar geheel weinig of in 't geheel niet. Wij zien dus dat de luchtmaarwerken goede vorderingen maken en dat aan de verscheidene vereischten stillekens voldaan wordt. Wij en moeten nochtans niet denken dat alles nu effen en klaar is en dat die toestellen gansch volkomen zijn, in 't geheel niet: daar valt nog veel tegen te zeggen, maar wij moeten ons herinneren dat 't nog maar sedert 1895 is dat er spraak is van luchtmaarwerk. En als wij nu zien wat snellen voortgang dit gedaan heeft, dan mogen wij met reden denken dat wij eens de oplossing zullen krijgen van al de moeilijkheden, en dat dit werk zal beantwoorden aan de beloften.
R. Huysman |
|