La Reliure Flamande au XVe siècle par le Vicomte de Ghellinck Vaernewyck, président de l'académie royale d'Archéologie de Belgique, Discours prononcé à la séance d'installation du bureau de l' Académie pour l' année 1901. Anvers, imprimerie Veuve De Backer, rue Zirk, 35, 1902.
Een enkel oogslag op de kunst der boekbinding binst de XVe eeuw; de geschiedenis ervan kortbondig afgeschetst. Zoo iemand daarover spreken of schrijven mocht, was 't ongetwijfeld die vriend van oude boeken, bestoven perkamenten, onschatbare oorkonden, weledele Heer de Ghellinck Vaernewyck. Hier, een nog korter overzicht zijner redevoering.
Het echte boekbinden bestond maar eigentlijk met de uitvinding der drukkunst; toch voordien wierden ook de perkamentbladen der handschriften in banden gebonden waarop de goud- en zilversmeden, en ivoorbewerkers gouden geslegen platen legden met eêlgesteenten bezet (bl. 4). Zoo bewondert men heden o.a. zooveel oude Evangelieboeken b.v. te Munich, één uit Karel de Kale's tijd en een te Brussel, in de koninklijke boekenzaal.
Het meeste deel dier oude bindingen behoorden toe aan kerken, abdijen en kloosters (bl. 6). Al is 't dat vorsten en edellieden ook hunne boekenverzamelingen bezaten; namentlijk de Hertogen van Burgondië, Hertog Jan van Berry, Matthias Corvin, koning van Hongarije, Lodewijk van Brugge, Heer van Gruuthuuse. Prins van Steenhuyse's boekenzaal moest niet onderdoen voor deze der Hertogen van Burgondië (bl. 7). Wanneer hij stierf wierden de boeken door Lodewijk den XIen, koning van Frankrijk afgekocht en naar 't kasteel van Blois overgevoerd; het kruis en het merk der Heeren van Gruuthuuse werd er van afgemaakt en vervangen door drie Fransche leliën.
Lieven Huguenois, Raphaël Mercatellis, beiden abten van St-Baafs, te Gent, Jan Crabbe van Brugge, XXVIIe abt van den Duine waren insgelijks vermaarde boekenliefhebbers. (bl. 10.)
Hoe ging men in de XVe eeuw, in 't boekenbinden te werke? Zulks leert ons M. de Ghellinck op bl. 10-14. Ons weze 't genoeg de plaats aan te duiden; liefhebbers kunnen 't aldaar klaar en kort uiteengedaan vinden.
Waar bestonden de boekbinderijen? (bl. 75.) Meest van al in de kloosters. De abdij van 't Rooklooster, Rubea Vallis, bij Brussel, leverde 't beste werk en bezigde zestien stempelmerken. Het Prioratus Viridis Vallis der kanonikken van St Augustinus te Groenendael had zeven stempelmerken en hare bindingen waren net geteekend en afgelijnd. Het klooster van Bethleëm, het kanonikkenklooster van St-Maarten, beiden te Leuven, St Remakel's abdij te Stavelot, de O.L. Vrouwabdij der ‘Prés Porciens’ bij Doornijk, de Kruisbroeders van Namen, hadden ook aanzienlijke werkplaatsen. (bl. 20-21.)
En in Vlaanderen? Daar was men niet ten achteren; daarvan getuigen de kostelijke overgebleven schatten bewaard in de boekenzalen van Brugge en Gent en bijzonderlijk in 't groot Seminarie en 't Bisdom te Brugge.