Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||
[Nummer 7] | |||||||
Is Rogier van der Weyden Vlaming of Waal?Volgens M.L. Maeterlinck, bewaarder van 't museum van schilderkunst te Gent,
NOPENS R.v.d.W. werd in deze laatste tijden veel onderzocht, ontdekt en geboekt; maar ook veel blijft nog ongewetenGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
Rogier heeft allerhande namen gedragen. Overouds: Rogier van Brugge, Roger le Gaulois. In de rekeningen der Hertogen van Burgonden: ‘Maistre Rogier’. In Italië: ‘Maestro Ruggieri’. In 't Walenland: Roger de la Pasture. Bij ons, Vlamingen: Rogier van der Weyden, onder welken naam hij het meest bekend staat. Eerst en vooral moest onderzocht worden, of al die Rogiers één en dezelfde schilder waren. 't Wierd klaar en duidelijk bewezen van ja. Doch onmiddelijk rijst een ander vraag: Is Rogier een Waal (de la Pasture), of een Vlaming (van der Weyden)? En welkeen van beide namen is de echte, welkeen de vertaling?Ga naar voetnoot(1) In een geleerde bijdrage aan ‘Petite Revue illustrée de l'art et de l'archéologie en Flandre’ (28 in Schrikkelmaand 1900) hield M.L. Maeterlinck staande, dat hij groot verschil vond tusschen Jan Van Eyck en Rogier v.d.W.; nl. verschil van geslacht, verschil van kunstwijze. Hem schenen die twee schilders als de vertegenwoordigers der twee verschillende alhier bestaande kunstrichtingen in 't begin der XVe eeuw. Immers J.V.E., geboren te Maeseyck en van Dietschen oorsprong, onderging den invloed der Keulensche schilders; terwijl Rogier - wiens echte naam de la Pasture was - geboren werd in Waalsch Belgenland, Fransch sprak van zijne kinderjaren voort en in zijne kunst de Fransche overlevering volgde uit het gothieke tijdstip, hetwelk tot in de XIIIe eeuw zoo grooten invloed oefende op heel beschaafd EuropaGa naar voetnoot(2). Zoo vallen hier twee verschillende zaken te onderzoeken. | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
Eerstens: is 't waar dat de la Pasture Rogier's echte naam is? Tweedens: welken kunstinvloed heeft Rogier ondergaan? | |||||||
I. Rogier's echte naam.M.L. Maeterlinck in Io en IIo der bovenvermelde studiën (1901) hield eenvoudig staande, dat Rogier een Waal was en zijn naam de la Pasture. Maar daarvan bleef hij het bewijs schuldig. Na verder onderzoek is hij van meening veranderd (1902). Nu neemt hij voor echt en oorspronkelijk den naam van der Weyden aan. Rogier is een Vlaming. Zulks poogde hij (onzes dunkens met goeden uitslag) te bewijzen in de IIIo bovengenoemde bijdrageGa naar voetnoot(1). Waarop steunt die meening? 1o) Heeft men in de XVde eeuw Rogier's naam de la Pasture vervlaamscht in v.d.W., dat was buiten alle gebruiken en een zeldzame uitzondering. ‘Indien in de middeleeuwen de overzettingen van Vlaamsche namen in Fransche of in Latijnsche talrijk zijn, moest het tegenovergestelde heel zeldzaam wezen, en met veel moeite zou men misschien éen bewezen voorbeeld kunnen aanhalen.’ (IIIo bl. 11 en vlg.) Waarom zou men den naam de la Pasture vervlaamscht hebben en niet dezen van Hendrik Bellechose en Jan Bellegambe? Al wat men bij de Vlamingen deed, was ten hoogste den uitheemschen naam een Vlaamschen draai geven. Zoo wierd b.v. Gossart tot Gossaert. Integendeel gingen de Vlaamsche namen verfranschen bij onze zuiderburen. B.v. Jan Malwel wierd Malouel; en te Doornijk, daar Rogier zijne jonkheid overbracht, vinden we menigvuldige bewijzen van overzettingen van Vlaamsche namen in het Fransch; o.a. een naam die hier van groot belang is: Willème van de Wye; dit de la PastureGa naar voetnoot(2). | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
Is het zoo onredelijk te meenen, dat Rogier's naam ‘van der Weyden’ verfranscht werd in de la Pasture? Wat meer is, men komt in de oude oorkonden veel meer den naam van der Weyden tegen dan de la PastureGa naar voetnoot(1). O.a. in een rekening der Ste Goedelekerk (Brussel) van 1444 heet hij: ‘Meester Rogier van der Weyden’. In een bescheid van het leenhof der Kanselarij van Brussel, van 1449: ‘Meester Rogier van der Weyden, schilder der stad’. In een bescheid nopens zijn jaargetijde, van 5 October 1480: ‘Meester Rogieren van der Weyden, schilder’. In een grafregister der kerk van Ste Goedele: ‘Magister Rogerius van der Weyden excellens pictor’. In ‘un extrait des comptes de la Recette Générale de Brabant (1458-59)’ staat er te lezen: ‘A Roger van der Weyden peintre, pour avoir, en suite d'accord, orné de peintures les images livrées par Jacques Gérines et Jean de la Mer: 100 couronnes’Ga naar voetnoot(2). Was zijn geslachtsnaam wezenlijk de la Pasture, dan valt het moeilijk te verklaren waarom hij in de aangehaalde oorkonden niet eenmaal onder Fransche benaming voorkomt’Ga naar voetnoot(3). 2o) In 1423 werkte te Leuven aan de versiering van het paleis van Jan IV, hertog van Brabant, een zekere Hendrik van der Weyden, beeldhouwer. Hier volgen twee uittreksels uit de rekeningen der stad Leuven (1424) over dien beeldhouwer (IIIo, bl. 8)Ga naar voetnoot(4). ‘Item. - Henrich van der Wijden, 5 in teste, van 5 dagen alderhande stenen te huwen totter zallen doren, | |||||||
[pagina 101]
| |||||||
8 pl. s' daegs val. 40 pl.’ - ‘Item. - Henrich van der Wijen 4 ½ d. 8 pl. s' daegs val. 36 pl.’ Is die Hendrik in betrekking te brengen met Rogier? Rogier's vader ook heette Hendrik. In een handschrift (IIIe bl. 7). ‘Registre des rentes viagères de Tournai veudues en avril, mai, juin, juillet 1435’ staat er: ‘Au xxj jour d'octobre - A maistre Rogier de la Pasture, pointre, fils de Henry, demourant à Brouxielles, eagié de XXXV ans, et dimiselle de Ysabel Goffart, fille Jehan, sa femme, eagiée de XXX ans: X livres.’ Een tweede stuk, een verkorte herhaling van 't voorgaande vinden we op den 21n April in een werk getiteld: C'est le livre ou cartulaire ouquel sont iscriptes les rentes à vie que la ville et cité de Tournay doibt, les personnes à qui et jours que y celles rentes eschient, enz...: ‘A maistre Rogier de la Pasture, pointre, fils de feu Henry, demurant à Brouxielles et demisel Ysabel, sa femme, acquis en l'an mil iiij et xxxv: x livresGa naar voetnoot(1).’ Die voornaam Hendrik, dat jaartal 1424 passen danig wel op Rogier's vader, die denzelfden naam droeg en in dat tijdperk leefde. 3o) De hoedanigheid van beeldhouwer moet voor Hendrik v.d.W. insgelijks in aanmerking genomen worden. Immers, is het niet onwaarschijnlijk dat Rogier ook den beitel en den boetseerstok van den beeldhouwer heeft gebezigdGa naar voetnoot(2), alleszins heeft hij als schilder den invloed | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
der beeldhouwers ondergaan. Daarvan zijn zijne schilderijen een welsprekend bewijs. (L.M.Io, bl. 6 en vlg. 13, 15 en vlg. - IIo, bl. 6, 13, 15 en vgl. - IIIo, bl. 9). Rogier zou dan eerst en vooral onder de leiding en den invloed geleerd en gewrocht hebben... van dien Hendrik..., zijn vader? 4o) Indien Hendrik, de beeldhouwer, Rogier's vader is, dan is hij, Rogier, van Leuvenschen oorsprong. Gemakkelijk wordt het alzoo, het verblijf van Rogier te Leuven in menigvuldige omstandigheden uit te leggen. (IIIo, bl. 9.) Aldaar verblijft hij o.a., in 1443, wanneer Willem Edelheere en dezes gade Adelbeid Cappuyns hem belastten de kapel, gekend onder den naam van kapel van Edelheere (thans toegewijd aan den H. Albrecht) in de St Pieterskerk te Leuven, te versieren. Alsdan schilderde hij een drieluik, hetwelk de Afdoening van het Kruis voorstelt. Deze schilderij versiert er nog heden de Kerk. Daarover schrijft Jan Molanus (Vermeulen) in Historiae Lovaniensium Libri XIV, bl. 609, hem den naam van Leuvenschen burger en kunstenaar gevende: ‘Edelheer, primae fundationis. Wilhelmus Edelheer et Aleïda, ejus uxor, et dominus Wilhelmus, filius, fundaverunt, anno 1443, ad altare Sancti Spiritus, Deiparae, Sancti Jacobi majoris capellaniam in parvo choro dicto Edelheer, in ambitu chori. Edelheer, secundae fundationis. Dominus Wilhelmus Edelheer, praecedentis capellaniae primus rector, per testamentum, quod condidit 1473, adjecit capellaniam secundam. Magister Rogerus civis et pictor Lovaniensis, depinxit Lovanii ad Sanctum Petrum altare Edelheer et in capella beatae Mariae summum altare, quod opus Maria regina a sagittaris impetravit enz.’ (vgl. ‘Le Beffroi’ I, 1863, bl. 111.) Op eenen der zijvleugels, de gevers en hunne kinders voorstellende, staat er: | |||||||
[pagina 103]
| |||||||
‘Dese tafel heeft vereêt hên Willê Edelhêe ên Alyt syn weerdinne int iaer ons hên mccc ên xliii’ (vgl. ‘Le Beffroi’ ald. bl. 105), (L.M. IIIo bl. 10 en 16.) M. Edw. van Even vindt in dit opschrift een bewijs van Rogiers Vlaamschen oorsprong. ‘Wij denken - zegt hij - dat een Waal in dit opschrift feilen zou hebben begaan.’ Dit schijnt ons echter een gebrekkig bewijs: Immers, onderstelt dat Rogier Waal was en dit opschrift namaakte naar een voorbeeld dat men hem had vóórgeschreven; we vinden niet waarom Rogier zulks niet met zorg - om alle feilen te vermijden - zou afgeschilderd hebben. Ook te Leuven schilderde Rogier zijn meesterwerk eene ‘Afdoening van het Kruis, voor de Schuttersgilde. (Prado, Madrid.). Volgens M.G. Hulin (‘Petite Revue...’ 15 Nov. en 25 Dec. 1901) zou Rogier de wandschilderingen gemaakt hebben, onlangs in de St Pieterskerk te Leuven ontdekt. Deze voorliefde voor de stad Leuven bleef in het hert van zijn zoon Cornelius voortleven. Deze jongeling studeerde aan de hoogeschool dier stad en werd er tot ‘maître des arts’ uitgeroepen alvorens kloosterling te worden bij de Karthuizers te Herinnes. We besluiten; Rogier is een Vlaming; zijn echte naam is van der Weyden. Is 't overdreven? Dat hij te Doornik geboren werd, in 't Walenland, is geen bezwaarlijke tegenwerping. Hij werd er geboren uit Vlaamsche ouders, aldaar toevallig en tijdelijk gevestigdGa naar voetnoot(1). | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
II. Kreeg die Vlaamsche Rogier van der Weyden een verfranschte kunstopvoeding?Dit kunnen we niet aanveerden. Rogier is een Dietsch kunstenaar; al zijne werken toonen dat hij deel uitmaakte en een der hoofden was van onze Dietsche vijftiendeeuwsche schilderschool. Ongetwijfeld zal hij te Doornijk de kunstbegrippen ontvangen hebben die aldaar heerschten. | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
Maar we vragen ons af, of de begrippen over bouw- en beeldhouwkunde aldaar dezelfde waren als in Frankrijk? Vast zijn de grondbeginselen van den gothieken trant overal dezelfde. Ze hangen niet af van één of ander land, van één of ander volk, al is 't dat ieder land, ieder volk ze verstond, maar op verschillende wijze verwerkelijkte volgens eigen opvatting. De toevallige wijzigingen, de vrije eigenaardigheden vinden we verschillend bij ieder volk, bij ieder kunstenaar. Zoo ook heeft Rogier van die algemeene kunstbegrippen gebruik gemaakt volgens zijn eigen aard, kunstsmaak en gevoelen. Dien aard verloor hij noch in 't Walenland, noch later wanneer hij in 1449 naar Rome trok (J. Weale, ald., Biekorf, VI, bl. 191). Daar insgelijks vond hij groote meesters, andere gedachten, verschillende toepassingen. Hij behield de zijne.... Men was gelukkiglijk nog in den tijd niet dat onze schilders, naar Italië reizende, er eigen aard verloren; integendeel alsdan oefenden de Dietsche schilders invloed op de Italiaansche. Wie was Rogier's eerste meester? Wie anders dan Hendrik van der Weyden, zijn vader, een Vlaming?Ga naar voetnoot(1). Wat Robrecht Campin's invloed op Rogier betreft (IIo, bl. 13), die kan niet zwaar gewogen hebben. Immers, aller oogen waren alsdan gevestigd op Jan Van Eyck, wiens meesterwerken eenen omkeer brachten in de schilderkunst. Ten anderen is 't ons onmogelijk Campin's invloed te schatten, vermits we Campin als schilder niet kennen; geen enkel van zijne werken is ons overgebleven (Io, bl. 13, 14). | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
Ontegensprekelijk is 't, dat Rogier onder den invloed stond der Doorniksche beeldhouwers; maar die invloed was wederzijdsch. Ook Rogier heeft op de Doorniksche beeldhouwers invloed gehad. Moeten we, om der waarheid wille, aannemen dat de gothieke bouw- en beeldhouwkunde eerst in Frankrijk bloeidenGa naar voetnoot(1), toch moeten we merkelijk verschil aanstippen tusschen Franschen en Dietschen trant. De eerste begrippen van den gothieken bouwtrant en daarna van de beeldhouwkunde kwamen alhier uit Frankrijk. Doch, verstond men het aldaar eerst en vooral op veroorbeelde wijze, alhier zocht men, volgens eigen aard en gevoelen, meer naar werkelijke waarheid. Zoo wierd het eigen trant in de XIVe en XVe eeuw, toen Rogier te Doornik woonde. Tijdens de XIIIe eeuw volgden ongestoord verschillende fransche scholen hunne gedachten; maar in 't begin der XIVe eeuw houdt die vooruitgang op, een nieuw gedacht dringt binnen uit 't Noorden, uit Vlaanderen: dit gedacht was een nastreven der ware en gezonde werkelijkheidGa naar voetnoot(2). Hoe ontstonden die nieuwe betrekkingen? In Belgenland vond men in de Maasstreken deugdelijk bewerkbaar steen. 't Wierd vervoerd, niet alleen onbewrocht maar meest van al gebeeldhouwd en verveerdigd. De werklieden volgden en gingen in 't vreemde werken. Onze kunst verspreidde. De fransche beeldhouwkunst, tot het toppunt van oorbeeldigheid gestegen in de XIIIe eeuw, keert tot meer | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
werkelijkheid, bijzonderlijk in de afbeelding naar 't leven. Dat was de invloed van onze kunstenaars: Pepijn van Hoei, Andreas Beauneveu, Claas Sinter, Jan van Camerijk, Jan van Luik. De Doorniksche beeldhouwers verzonden hunne gebeeldhouwde grafzerken en doopvonten tot aan Amiens en Laon in Frankrijk. Die zerken versieren de grafsteden van gravin Mahaut van Artesis te Thieulay, van koningin Blanca, St Lodewijks moeder, te Montbusson (nu St Denys), van de graven van Henegouw en Vlaanderen te Valenciennes. Bij Doorniksche meesters ging Rogier ter school; bij deze verloor hij niets van eigen Dietsche kunst, maar wist die nog vaster na te streven dank zijne betrekkingen met Jan Van Eyck. Zeker bekennen we met M.L. Maeterlinck, dat Jan en Rogier in menig opzicht verschillen. Zijn ze daarom van een andere school? Maar dat verschil bestaat tusschen alle schilders, hoezeer ze nog op elkander gelijkend zijn, hoezeer ze elkanders invloed ondergaan hebben. Jan Van Eyck en Memlinc, Rogier en Memlinc, Memlinc en David, David en Isenbrandt.. enz., zijn wel van ééne en dezelfde school: de Dietsche, en toch verschillen ze uitermate. Jan en Rogier kenden elkander aan 't hof van Filips de Goede. Heeft Rogier bij Van Eyck alleenlijk de kleurenpracht aangeleerd? (IIo, bl. 13.) 't Ware weinig voor iemand die in betrekking staat met den eersten en grootsten schilder der XVde eeuw. Zeker moest Rogier niet meer gevormd worden; toch kon hij verbeteren en vooruitgaan. Waarin hij het meest verschilt van J.V. Eyck, is de eigenaardige en meesterlijke uitdrukking der gevoelens op de wezens zijner schilderijen. Bij niemand meer dan bij Rogier vindt men diepe droefheid en medelijden. J.V. Eyck's kunst was veeleer voor hooger volk en grooten der wereld; Rogier daarentegen wrocht voor den burgerstand, voor het eigenlijke volk. Nieuw leven | |||||||
[pagina 108]
| |||||||
vond dat volk bij Rogier: een Christus, een Moeder Gods en Heiligen wier leven veel beter met het zijne overeenstemde, wier handelingen eene taal spraken die het beter begrijpen kon. Ook was Rogier's vermaardheid, zelfs tijdens zijn leven, onzeglijk groot en zijn invloed op de rondom hem levende kunstenaars misschien meerder dan die der gebroeders Van Eyck. (Io bl. 17, 18). *** Door M. Maeterlinck's zoeken en werken zijn veel punten, vroeger onbekend, opgehelderd geworden. Doch 't laatste woord is nog niet gesproken. Mocht hij ter eer van onze oude middeleeuwsche kunst, tot nut en genoegen van alle kunstvrienden, zijn navorsching voortzetten. ‘Uit dit onderzoek moet er vast licht opdagen.’ (M. Edw. van Even, IIIo, bl. 18). Uit hetgeen tot hiertoe gevonden en ontdekt wierd, mag zonder vrees voor dwaling besloten, dat Rogier's naam van der Weyden was - daarvan de la Pasture eene Waalsche vertaling -; dat Rogier een echte Vlaming was, een Vlaamsche of beter een Dietsche schilder... en ‘we mogen ons die eer niet laten ontfutselen!’ (M.N. de Pauw, IIIo, bl. 19). ‘Dat allen (M.L. Maeterlinck, IIIo, bl. 14) hunne pogingen vereenigen om den roemvollen naam van Van der Weyden voorgoed weder te schenken aan den befaamden mededinger der gebroeders van Eyck. Zooals in het verleden moet zijn oorspronkelijke naam voor immer schitteren in de geschiedenis onzer Vlaamsche kunst.’
J.B. Dugardyn |
|