Biekorf. Jaargang 14
(1903)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBijgeloof
|
1o/ | Zoo en mogen ze geenen waarzegger te rade gaan die buiten de parochie woont. |
2o/ | Ze moeten trekken met de linkerhand. |
3o/ | Te Becelaere, de streke der tooveressen, moeten ze ten huize gaan bij dien loteling dien ze er geern zouden in zien, en daar eene stonde klappen. |
- Te BruggeGa naar voetnoot(1) bestaan er ook zulke middeltjes die, zoo meent bijzonderlijk het klein volk, goeden uitslag hebben.
Die loten, moeten trekken langs den kant der H.-Bloedbidstede. Daar immers liggen al de groote lotenGa naar voetnoot(2).
Velen zijn er die eene medaille van O.L.V., van den H. Josef of van den H. Antonius in de mouw van hunnen frak doen naaien.
Anderen nog gaan de hulp der kaartleggersGa naar voetnoot(3) inroepen,
en, naar ik vernam, zijn het meest rijke lieden die bij zulk volk om raad gaan.
Eindelijk bestaat er nog een eigenaardig gebruik, te weten: men draait den sleutel. In al de werkmanswoonsten bijna wordt eenige dagen voor de loting de sleutel gedraaid. Alzoo gaat men te werke: Deze die de kunste kent, begint met het St-Jans Evangelie te lezen, 't is anders onmogelijk ievers toe te geraken. Daarna neemt hij den sleutel van het huis (nog eene vereischte), en steekt hem in een gebedenboek op die bladzijde waar het St-Jans Evangelie staat. Daar die sleutels gewoonlijk van meer als redelijke grootte zijn, steekt een deel van den schacht uit, en ook de ring of ooge; het onderste deel of de sleutelbaard en een deel van den schacht worden met den kerkeboek sterk toegebondenGa naar voetnoot(1).
Nu zet de belezer den eenen kant van den ring van den sleutel op den top van zijnen wijsvinger; de loteling houdt met den top van zijnen wijsvinger den anderen kant op, zoodanig dat de sleutel nu loodrecht in evenwicht hangt op de twee vingertoppen.
Aandachtig en gejaagd wacht de loteling, zijne ouders en vrienden, nu op den uitslag. Door de zwaarte van den boek die verroert, of meest door een ongeziene beweging van den vinger kan de belezer den sleutel in beweging doen komen; de ring roert, keert, en valt van de vingers, - de sleutel draait, - en de loteling is er uit.
Blijft de boek gerust hangen, verroert er niets, de ring blijft onbeweeglijk - de sleutel draait niet... Men wacht, men herbegint; de sleutel blijft stille, - 't is klaar dat de loteling er in is.
Vele lieden ook, buiten dit geval, doen alle vijf stappen den sleutel draaien. Zoo vroeg een wijf alle Zaterdage aan haren gebuur, haar daartoe te helpen: Droei de sleutel, 't was teeken dat de man, een onverbeterlijke dronkaard,
zijne weekhuur zou naar huis brengen; droei hij niet... en 't was wonderlijk, zei ze, hoe het altijd wel uitviel.
II. Handgifte. (Zie Biekorf. XI, 17).
Iedereen weet hoe alle handelaars en winkeliers overtuigd zijn, dat zij een goeden of slechten dag zullen hebben, is 't dat zij aan zulk of zulkeen hunne eerste ware bestellen. Zeker is 't, dat die meening bij alle neringdoeners vast ingeworteld is, bij zoo verre dat sommige fraaie lieden, die doorchristen zijn en lachen met alle slag van bijgeloof of wondere gebruiken, vasthouden aan de handgifte. Zoo en zullen ze nooit nalaten hun kruis te maken met het eerste ontvangen geld (om van God gezegend te worden in den verkoop). 't Zijn er zelfs die den eenen of anderen, dien zij weten goed van handgifte te zijn, schoone spreken dat hij zou het eerst om winkelwaren komen op Nieuwjaar, op den zon- of marktdag. 't Is ongelooflijk hoe sommige lieden daaraan gehecht zijn.
Een arme vrouw uit stad had heur kantjen afgekregen tegen Nieuwjaar. Ze sneed het af en trok op naar de koopvrouwe, nieuwjaarmorgen, in 't volle gedacht dien dag duchtig te kermessen. Jamaar, van zoo gauw als dat de koopvrouw haar gewaar werd, was 't mij daar een spel van de andere wereld. - Maar Triene toch! Wat peist ge? ge zoudt mij geren voor heel 't jaar verwenschen! hoe durft ge komen? 'k en ga 't niet koopen. 'k Wete dat ge slecht van handgifte zijt; de bakker en de winkelier uit uw strate hebben 't mij nog gezeid... Wat de andere vrouwe streed, keef, beweerde of schoone sprak, 't was al boter aan de galge. Ze mocht 's anderen daags weêrekeeren zoo vroeg als ze wilde, maar vandage... 't En was geen doen aan, de koopvrouwe en mocht het niet aanveerden.
Moedertje trok naar huis, en instee van kermesse, 't was al dat er niet op en trok. Onderwege ging ze heur gevarenisse vertellen, en kreesch van spijt en kwaadheid, bewerende dat ze uitermate goed van handgifte was,
en dat de beenhouwer en die en die het zoo dikwijls gezeid hadden.
's Anderen daags wierd zij wel en heel wel ontvangen, en de koopvrouwe betaalde haar nog een stuiver bij, maar: eh ja, Triene, zei ze, g' en moogt het niet kwalijk nemen dat ik gisteren uw werksken niet aanveerdde, ge zijt te slecht van handgifte.
III. Eerste gemoet.
Wat ook veel invloed uitoefent op 't mêe- of tegenstaan eener zake, gelijk dewelke, 't is 'tgeen men te Brugge noemt uw eerste gemoet - uw eerste ontmoeten. Dat verschilt volgens den aard der personen die ge 's morgens het eerst tegenkomt.
Ziet ge bij 't uitgaan naar uw werk of eender naar waar, eerst een priester, eene zuster of iemand die bekend is als deugdzaam en godvruchtig, 't is een slecht teeken, g' en zult geen gunstigen dag hebben. Maar ziet ge eerst een soldaat of iemand die niet doorgaat voor deugdzaam, en hoe slechter hoe beter, ge moogt vast zeker zijn dat het u al zal mêewillen dien dag.
Voor de lotelingen, b.v., hangt het veel af van den tijd waarop ze vertrekken; krijgen ze eerst een soldaat in 't zicht, 't is zeker en 't en kan niet anders, ze zijn er uit; is 't integendeel een priester, 't is even zeker als twee en twee vier is, dat ze tot over hunne ooren er in zijn.
't Is nog een slecht teeken voor een winkelier, als hij, de deure of de luiken van 't huis openende, eerst eene melkege ziet. 't Zijn er die daarom den gunstigen oogenblik afspieden, om van in den vroegen uchtend geene ongeluksboden gewaar te worden. Komt de winkelier te goeder stonde buiten, zoo hij meent ten minste, en er gaat eene melkege voorbij terwijl hij nog aan deure of luiken bezig is,...... dan mag hij het slechtste verwachten. Alles is dan gebeurlijk.... en wat en is er al niet gebeurlijk!
F. Meuleman
- voetnoot(1)
- Te Oostende worden de lotelingen belezen. Hoe men daartoe te werke gaat wete, ik niet.
- voetnoot(2)
- Volgens anderen ware 't genoeg, terwijl men trekt, naar den kant der H.-Bloedbidstede te kijken.
- voetnoot(3)
- Is het eene Kaartlegster, men geeft haar dikwijls den naam van Koffijkijkege. - Vanwaar komt die naam?
- voetnoot(1)
- Anderen doen den sleutel draaien, seffens na het lezen van het St-Jans Evangelie, zonder den boek te gebruiken.
In dit geval is het dus altijd naar willekeur van den belezer, dat de sleutel draait of niet.