gheloowit thebbene, met andre partien van wercken by hem voor de stede ghedaen naer tverclaers van een zyne rekeninghe, viij lb. xvj s. grote; ende Lanceloot Blondeel van zeker patroonen by hem ghemaect, by ij zijne quitantien, ij lb. groteGa naar voetnoot(1).’
Dat alles was klein werk. Een grooter, te weinig bekend, was de wandschildering der schepenzaal van 't stadhuis.
‘.... ende Lanceloot Blondeel .... de som me van vj lb. grooten up zekere werc van schilderie dat doe gheraemt was byden verweerere te doen doene an tscepenhuus van deser stede .... .... zeker werc te makene van Scilderie binnen de zale vanden scepenhuuse van dezer stede voor de somme van c guldenen te xl groten tstic .... .... actum xx jn maerte xvc xxxviij.
Sentencien civiele in-fol., van 1534-41, bl. 393, tk 2.
Een nog eerlijker werk viel hem te beurt. Al vond men in de schildersgilde, een Claeis, een Ysenbrant, een Pourbus, toch was het aan Lanceloot dat men vroeg een schets te verveerdigen voor eene gildevaan die, in openbare plechtigheden, aan 't hoofd der gilde wapperen moest.
Lanceloot's faam geraakte buiten stadspalen. Uit den vreemde kwamen er hem ook werkvragen toe. Zulks was wel de goedkeuring van zijne kunst.
('t Vervolgt)
J.-B. Dugardyn
|
-
voetnoot(1)
-
Gilliodts, Bruges port de mer, bl. 82 ‘..... ses tableaux qui n'étaient pas sans mérites et qui, par leurs fonds ornementés de colonnades et de portiques, révélaient un peintre doublé d'un architecte’.
-
voetnoot(2)
-
K. Verschelde, Annales de la Société d'Emulation de Bruges, XXIII, 1871. - Weale, Bruges et ses environs, bl. 162-164.- Duclos, Bruges en 1 jour, bl. 57. Deze kapel der gezworene clercken aan de vierscaere, toegewijd aan den H. Laurentius, werd gebouwd in 1503.
-
voetnoot(2)
- Lanceloot moest zelfs de teekeningen maken voor de nisse en 't O.L.V. beeld (nu verdwenen). Oorkondboek van 1525-26, fol. 101 v., r. 27: ‘Lanceloot Blondeel, schildere, van den patrone by hem ghemaect omme tmaken van eene beilde ende tabernacle omme te stellene voor de halle deser stede, iiij lb. xvj d. grote’.
Zie K. Verschelde, ald. - Gilliodts, Bruges port de mer, ald. - Weale, Bruges et ses environs. bl. 43.
-
voetnoot(3)
-
Weale, ald., bl. 34. - K. Verschelde, ald. - Duclos, Bruges en 1 jour, bl. 54.
-
voetnoot(4)
- Maakte Lanceloot nooit teekeningen voor huizen en gevels?
Karel Verschelde (ald.) zegt ons, dat hij geen één gevel kent door Lanceloot opgevat. Moeilijk ware 't om te oordeelen welk Blondeel's bouwtrant zoude geweest zijn.
Naar al de werken die we van hem kennen, dient zijn trant meer tot versiering dan tot bouw. Misschien (?) is hij het die de teekeningen maakte voor den gevel van 't Jonghof (St Joorisstraat), gebouwd in 1541, waar de schutters der St Joorisgilde vergaderden.
Dat huis, thans bewoond door M. Halleux-Desclée, zal hersteld worden onder leiding van M. Karel De Wulf, stadsbouwmeester.
-
voetnoot(5)
-
Siret, ald. coll. 526.
Voor een beschrijving der schouwe, kan men raadplegen: Annales de la Société d'Émulation, B. II, 1840, bl. 213; B. III, 1841, bl. 171; B. VII, 1845, bl. 71. - Duclos, Bruges en 1 jour, hl. 55. - Weale, Bruges et ses environs. bl. 37-39. - De Flou, Promenades dans Bruges, bl. 75-76. - Hymans, Bruges et Ypres, bl. 16, 21 en vlg.
-
voetnoot(1)
-
Annales de la Société d'Émulation, B. VII, ald. J. De Mersseman. Onder Lanceloot's geleide en volgens zijne teekeningen wierd de schouwe verveerdigd door Hendrik Glosencamp, Rogier Desmet (reeds hierboven genoemd) en Adriaan Rasch (of Ras).
-
voetnoot(2)
-
Annales de la Société d'Émulation, B. II, 1840, bl. 224, 225 en vlg.
-
voetnoot(3)
- Ter gelegenheid van het vredeverdrag van Madrid en dat van Kamerijk (Paix des Dames).
-
voetnoot(4)
-
Dietsche Warande en Belfort, Augustus 1902, bl. 206. (In welken stijl zullen wij onze kerken bouwen. Jan Stuyt). ‘Toen kwam uit den vreemde, uit Italië, de Renaissance, niet als bouwprinciep, maar als ornament. Eerst drong zij dan ook de schilderkunst de beeldhouwerij binnen, ten laatste volgt ook de bouwkunst de beweging. Ten slotte worden gebouwen opgericht die van het Italiaansch karakter geheel doordrongen zijn.’
Dat gezegde is heel waar, en hier zelf vinden we er een stellig bewijs van.
1o Eerst en vooral komt de Renaissance op als versiersel.
a) In de schilderkunst, - zoo 't blijkt onloochenbaar en bijzonderlijk uit Lanceloot's schilderingen, allen gemaakt omtrent de jaren 1520-1550.
b) In de beeldhouwkunde, - zoo we 't nog eens klaarblijkend bewezen vinden door de gewrochten der Brugsche beeldhouwschool, namelijk de merkweerdige schouw van 't Vrije (1529-31).
2o Eerst later volgt de bouwkunst en worden gebouwen en gevels opgericht in Renaissancetrant.
Met den aan vang der 17e eeuw is de Brugsche bouwtrant beginnen vervallen. (Zie ‘De brugsche bouwtrant en de vlaamsche Renaissance, door Arthur Van de Velde, met teekeningen van Hendrik Van Hulle, (bl. 16 en volg.’).
Wel zal men eerst de bouwwijze van Renaissance- en van Spitsbogentrant mengelen (bv. De oude Greffie 1535-37); maar toch latertijd houdt de Renaissance de bovenhand. In 1621 zien de Brugsche metselaarsbazen af van den ouden trant, die altijd hun grootste roem zal blijven, om hun ambachtshuis (Steenstraat, C 29) in Renaissancestijl te doen oprichten. Als ander voorbeeld der eerste Renaissance dient ook het hnis E, 7, (1628) in de Twijnstraat.
(Zie daarover breedvoeriger: Ad. Duclos, L' Art des Façades à Bruges, 1902, bl. 41 en vlg.).
-
voetnoot(1)
- De schilderij was ongetwijfeld het oordeel van Jan Prevost, dat aldaar 't jaar tevoren was geplaatst geweest, en in dezer voegen vermeld wordt in het oorkondenboek van 1524-25, bl. 101 keerz. r. 23: ‘Jan Prevost, schildere, over de schilderie van den tavreele van den oirdeele staende jn scepencamere, by voorwaerde met hem ghemaect, xx lb. grote.’ De schilderij staat nu in Stads Kunstzaal.
De lijst voor de schilderij werd door Jacob Kempe gesneden, waarschijnlijk volgens L. Bl's teekeningen. Nu is ze ongelukkig gepast op een boekenrek ten stadhuize. (Zie: Gilliodts, op. cit. - Weale, Le Beffroy, t. IV, p. 210.
-
voetnoot(1)
- Ter gelegenheid van Keizer Karel's blijde intrede te Brugge, 14en in Hooimaand 1520, werd Lanceloot belast met de ontwerpen van twaalf groote tafereelen, wapenschilden en behangsels, daarmede men de straten versierde. Hij zelf verveerdigde het eerste tafereel dat aan de Kruispoort stond. Weale, Catalogue de l' Exposition des Primitifs, bl. xxviii. - (Kervyn, Histoire de Flandre, stelt Karel's intrede op 20en in Hooimaand 1520, na zijne wederkomst uit Spanje).
Vijfjaar vroeger was Keizer Karel reeds te Brugge plechtig ingehaald geweest:
(La tryomphante et solennelle entrée de Charles-Quint à Bruges, le Mercredi, 18 Avril 1515, après Pâques, par maistre Remy Dupuys son très humble judiciaire et historiographe. Paris, Gilles de Gourmont, 1515. Trente-trois gravures sur bois. - Réédité en 1850 par la Société d'Émulation de Bruges). (Kervyn: Avril 1515. - Gilliodts, Bruges ancienne et moderne, bl. 26: 22 Avril 1515).
‘Ce que nous savons. - (Duclos, L'art des façades, bl. 42), - des décors improvisés à l'occasion des fêtes données par les ducs de Bourgogne, dans la seconde moitié du XVe siècle, démontre l'influence de la Renaissance; et surtout la joyeuse entrée de Charles-Quint en 1515... prouve que la ville de Bruges n'était pas restée à l'écart du mouvement qui avait pris origine en Italië.’
|