om zoo te zeggen uitgezogen tot den laatsten druppel bloed, door ongehoorde belastingen. En nochtans was de ‘reuzenprocessie’ van 1749 nog prachtig. Om voor het oogenblik maar te spreken van de vertooning van het edelhert, wierden de toenmalige aanschouwers beter onderricht nopens de bediedenis der afbeelding, dan 18 jaar later te Gent. Hoe werden de aanschouwers te Brugge onderricht? Door rijmreken zonder kunst of dichtergloed, gezongen door een enkele vrouwestem, op de zangwijze van het een of ander welbekend Fransch of Vlaamsch liedeke. Hoe kunsteloos dit was, gevoelt men er toch een innige voldoening in, onze voorouders van de achtiende eeuw te zien het zinnebeeld van het edelhert opvatten gelijk de eerste christenen het hadden opgevat: het hert zinnebeeld van onzen lieven Zaligmaker.
‘Den Hert, gegeven door de schoenmaeckers, swarte leertouwers, zeembereyders en de handschoenmaeckers.
Eene amazone, sittende op een Hert, singht op de voys, Liefde dreygt ons met haer schichten.
G'Lijck een Hert sig komt te spoeden
Om te laeven sijnen dorst
Aen de koele waeter-vloeden
Tot verquicking van sijn borst,
Soo quam Jesus, om te laeven
Onse zielen met zijn Bloedt
O wat liefde in overvloedt’.
Gelijk onze Zaligmaker, dorstig naar onze ziel, tot ons is gekomen, zoo is het billijk dat wij, dorstig naar zijne genade, ons spoeden tot Hem.
‘Spoeyt u dan met ongemeyne
Dorst, en Liefde erkentenis
Tot Heer Jesus de Fonteyne
Die vol levend' water is,
Siet sijn Wonden die staen open
Als een onwaerdeerbaer goedt,
Om uw doode ziel te koopen
Door verdiensten van sijn Bloedt.