Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet Kuipersambacht te Brugge
| |
[pagina 204]
| |
intresten betaelende uyt 't ordinaire incommen van den ambagte. Actum in camere den 29 July 1712. My present en was ondt. In 1769 wierd er in den raad der nering andermaal beslist zekere werken, tot nut en verfraaiing strekkende, te laten uitvoeren in de keuken en in eene der kamers van 't vergaderhuis. Daartoe had eene aanbesteding plaats, waarvan de voorwaarden, benevens de naam van den aannemer, in 't handschrift vermeld staan als volgt: ‘Condisje van temmerwerck op welke men sal aanbesteden van wegens deken en eedt benevens de oude dekens van den ambagte van de cuypers binnen Brugghe het nieuw kuecken van eenig temmerwerck in het ambagtshuys ende ambagtscamer op de artikelen als hiervolgt: *** | |
[pagina 205]
| |
Meermaals wordt er in 't handschrift gewag gemaakt van het verpachten van 't ambachtshuis. De pacht geschiedde voor eenen termijn van 6 jaren, en de huurprijs, die in 1712 en 1731 de jaarlijksche somme bedroeg van twintig ponden grooten courant geld, rees in 1769 tot negen-en-twintig, in 1775 tot een-en-dertig, en eindelijk in 1781 tot twee-en-dertig ponden grooten. Onder de pachthouders vinden wij aangeteekend de namen van ‘Jacob de Joncheere, Lowys Tersoete en Antonius Loys.’ *** De Fransche omwentelaars, niet tevreden met de goederen van kerken en kapittels, kloosters en abdijen, weezen- en ouderlingsgestichten, gods- en gasthuizen te verbeuren en in te palmen, sloegen ook hunne roovershanden aan 't goed der ambachten en neringen; ja zelfs, ontbonden deze zoo nuttige genootschappen en vernietigden de gildekeuren, ware meesterstukken van volksrecht en volksliefde. Ook het beroemde kuipersambacht vond bij dit hatelijk gespuis, geen genade, en 't vergaderhuis, ‘onder de valsche leuze: Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid!’ door de hatelijke roovers willekeurig aangeslegen, wierd, o schande! door eenen Brugschen inboorling gekocht. Hoe zeer zulke verraderlijke handelwijze het hert van meesters en gezellen griefde, hoe diep de verachting was en hoe onbedwongen de spijt was die zij veroorzaakte, blijkt uit de volgende aanteekening: ‘Nota. Het ambagtshuys is vry en onbelast verkogt geworden door de Fransche republyke aan den landmeter M...., valshaert van style die wilde het gebanquerotiert huys van syn vaertje opregten met den ondergang van de alderschoonste corporatien en der eerlykste lieden, niettegenstaende dat hy veel pampiers gebruykt heeft. Maer God sal hem loonen. Naer de verkoopinge syn de meubelen en archiven gevlugt en versteken in het Capucyne klooster ten bywesen van prost, deken en schildraeger.’ *** | |
[pagina 206]
| |
Een ander huis, in 't Pluimstraatje gelegen, behoorde insgelijks 't kuipersambacht in eigendom toe, volgens wij het te recht besluiten uit onderstaande Memorie: ‘Memorie. Den onderschreven Pr van Wynsberghe, Frans de Breuck, Pr Brouckmeesch, Martinus Vervisch, Anthone Delroy, Jan de Neyn, Jan Massenhove, Pr Hoorenbeke ende Geeraert Lauwers, deken ende eedt van den ambagte van de cuypers deser stadt van Brugge bekennen soo zy doen by desen wel en deugdelyk verpagt te hebben aan Laureyns van Dycke die insgelykx bekent gepagt te hebben een huis met syn toebehoorten staende binnen dese stadt in het pluymstraetken by de heurders jegenwoordig bewoont. Welken pagt is ingegaan den vyfthienden ougst 1731 dat voor en de omme de somme van vyf ponden grooten 's jaers.... Actum den 22 Xbre 1731. ***
Wij meenen hier een woord te moeten bijvoegen nopens de godshuizen de Moor, waaronder er drie aan de nering der kuipers, ten behoeve en ten dienste hunner armen, toegekend wierden. Op den 14den van Koornmaand 1480, zoo vernemen wij uit andere bronnenGa naar voetnoot(1), stichtte Heer Donatianus de Moor en zijne huisvrouwe Adriana de Vos dertien woonsten voor arme lieden. De stichting geschiedde in 't bijwezen van Athone De Badelaere, meester van St. Juliaans gasthuis; Adriaan, deken der timmerlieden; Cornelius Thielman, deken der metsers, en Karel Juets, deken der kuipers. De vier eerste huizekens, al den kant der Bouveriepoort, wierden aan den meester van St. Juliaans gesticht afgestaan, de drie daarnevens aan de timmerlieden, de drie volgende aan de metsers en de drie laatste aan de kuipers. | |
[pagina 207]
| |
De inkomsten der goederen, voor deze godshuizen belast,Ga naar voetnoot(1), moesten gebruikt worden tot onderhoud der gebouwen en tot eene uitdeeling, naar evenredigheid der baten, aan de vruchtgebruikers. Viermaal 's jaars moest er in de kapelle van St. Juliaan een jaargetijde gedaan worden, waarin voorzeide vruchtgebruikers moesten tegenwoordig zijn en aan wien alsdan, na 't goedvinden der voogden en toezienders dezer stichting, eene milde aalmoes gejond wierd. Bovendien waren zij nog verplicht met de drie dekens en de voogden het jaargetijde, in St. Jacobskerk gedaan, bij te wonen. De fundatie stond onder 't bestier van den meester van St. Juliaan, gelast met er jaarlijks aan dekens en voogden, als toezienders, rekening van te geven, waarover hij ontving lb. 0.14.0 gr. ct en ieder deken en voogd tot lb. 0.2.0 gr. ct. In 't handschrift van Eerw. Heer Dienberghe ontdekten wij, aangaande de godshuizen De Moor, slechts een stuk van den volgenden inhoud: Op dagteekening van 8n Oegst verzoeken ‘de Raeden fiscaelen van Vlaenderen’, deken en eed van het kuipersambacht ‘in naeme van syne Majesteyd de plaetsen der fondatien aen ul. dispositie inde voorvallen occasien te geven aen de oude geëstropiëerde ende uytgeleefde soldaetevrouwen gelyk ook de vrouwen ende weezen vande militaire in het generael.’ 't Afschrift van het oorspronkelijke stuk laten wij hier ter inzage volgen: ‘Aen Deken ende eedt van den Ambagte van de Cuypers als collateurs van het godshuys De Moor in Brugge. | |
[pagina 208]
| |
van dese ongelukige persoonen ten allen tyde aen het vaderland hebben gedaen ende nog altyd bereyd syn te doen met het selve te verdedigen ende te bewaeren tegen alle onverwagte ruïneuse ende verderfelyke aenvallen, ten minsten soo veel aendagt ende regt hebben bekomen als de weduwen ende weezen van de andere inwoonders om deelagtig gemaekt te worden van de fondatien ten faveure van de aermen binnen dese provintie gestigt. ('t Vervolgt) Edm. De Vos |
|