Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Vlamingen en de Vlaamsche EilandenMeermalen reeds in reisverhalen, in aanteekeningen van geschieden aardrijkskundigen aard, had men gehandeld over de Vlaamsche Eilanden en het deel dat de Vlamingen in hunne ontdekkinge en ontginninge genomen hebben. Die er laatst mede bezig geweest hebben, t'onzent ten minsten, zijn, naar mijn weten, Em. Van den BusscheGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 188]
| |
en Johan WinklerGa naar voetnoot(1). Doch sedertdien is menige tot nog toe ongekende oorkonde en landteekeninge voor den dag gekomen, hetgene H. Jules MeesGa naar voetnoot(2) heeft toegelaten nieuw licht te spreiden over deze belang- en roemvolle daadzake. 't Was Abraham Ortelius die eerst - God weet waarom, - in 1595 liet drukken dat de Azoren ofte Vlaamsche EilandenGa naar voetnoot(3) ontdekt geweest hadden door Vlamingen en wel nog door Brugsche kooplieden. Dank 't hoog gezag dat Ortelius de wereld door genietende was, wierd deze meeninge alom verspreid en aanveerd, en weldra wist Guthrie, een Engelschman (1708-1770) - nog eens en weet er iemand hoe of waarom, - den eersten ontdekker met name en toename aan te duiden: 't zou volgens hem een Vlaming geweest zijn, een Joos Van den Berghe. Welnu, J. Mees vindt dat louter verzinsel of ten minste een ongegrond gezegde, en hij toont, met bewijzen in de hand, dat de Azoren gevonden geweest hebben door Catalanen of Italianen en later van her gevonden in den eersten helft der XVe eeuwe door den koning van Portugal, en Hendrik den Zeeman en zijne mannen. Deze begonnen nu eerst voor goed deze onbewoonde eilanden te bevolken en te bewerken. In de ontdekkinge dus en is Joos Van den Berghe, zoo hij wel ooit bestaan heeft, nog gelijk welke Vlaming ooit tusschengekomen. 't Is tot 't bevolken en 't ontginnen der Azoren dat de Vlamingen eerst en meest hebben bij gebracht en daardoor hun land en hun volk beroemd hebben gemaakt. Hoe de Vlamingen daar gerocht zijn? 't Was al lange dat Vlaanderen en Portugal met elkander in betrekkinge stonden. In 1147,Ga naar voetnoot(4) hadden Vlaamsche kruisvaarders, aldaar voorbij reizende, mêegevochten met den koning van Portugal tegen de Mooren en Lissabon helpen ontzetten. Tot belooninge kregen ze land in bezittinge en velen bleven er voor goed wonen. Aldus ontstonden er handels- en huwelijksbetrekkingen. Zoo wordt een vorst, Ferrand van Portugal, grave van Vlaanderen door zijn huwelijk met Johanna van Constantinopel en in 1430 treedt onze grave, Philip de Goede in echt met Isabelle van Portugal. Door tusschenkomst van deze vorstinne zijn verschillige Vlamingen naar de Azoren uitgeweken. Trouwens 't was toen slechten tijd in Vlaanderen. Brugge en was Brugge niet meer van honderd jaar tevoren, handel en nijverheid gingen te niete en werkloosheid, armoede en ziekte overvielen het land. Omtrent dien tijd wierden de Azoren ontdekt: de lucht was er goed en de grond vruchtbaar. Ook, op aanraden der Vlamingen in Portugal gevestigd, en vooral van gravin ne Isabelle, die de zuster was van Hendrik den | |
[pagina 189]
| |
Zeeman, verlieten velen onzer landgenooten hunnen vadergrond om ginder een beter bestaan te zoeken. Het eerste eiland waar we Vlamingen ontmoeten, is Terceira. De eeste capitâo ofte bevelhebber was een Bruggeling, Jacome de Bruges. Hij had sommige diensten bewezen aan den koning van Portugal, die hem 't bezit en 't bevelhebberschap schonk van dit eiland. Dit was in 1450. Deze kwam af met andere landgenooten, stichtte eene vlaamsche volkszettinge, en, knappe landbouwers als ze waren, wisten ze weldra rijke vruchten op te doen. 't Staat hier en daar nog een name geboekt, onder andere die van Diego Flamengo, en van Fernâo Dulmo (Van den Olme?), die capitâo was van een deel van Terceira, nl. het deel van Quatro Ribeyras (Vier Rivieren) waarvan er eene heden nog heet: Ribeyra dos Flamengos. Een andere, Willem Van der Haeghe, (in de tale der streke Vandaraga, da Silveira,) geboren te Brugge en afkomstig uit Maestricht, was de eerste ontginner van 't eiland San Jorge. Na vruchteloos werken stak hij over naar Fayal, maar keerde later terug naar San Jorge, waar hij groote grondeigenaar wierd en stamvader der nog bestaande edele maagschap der Silveiras. Dit alles komt uit oude chronicken die in kleinigheden wel kunnen missen, maar voor den grond toch waarheid spreken. 't Is in 't eiland Fayal dat de vlaamsche volkszettinge talrijkst was en bloeiendst: ook wierd het van den beginne reeds ‘Nieuw Vlaanderen’, ‘Eiland der Vlamingen’ geheeten. De eerste ontginner was ook een Bruggeling, Joos de Hurtere (Dutra, de Hutra.) Hij diende in 't leger van Philips den Schoone. Na de ontdekking der Azoren, wierd hij door Isabelle van Portugal aangespoord om deze eilanden te gaan bewonen. Zij, ze deed dit waarschijnlijk op 't aanvragen van den koning van Portugal. Joos de Hurtere trok dan op met andere Vlamingen, en landde aan op Fayal, waar hij bezitter wierd en hoofdman. Hij stierf in 1495, na zijn land tot een hoogen voorspoed te hebben gebracht. Het hoofdmanschap bleef onder de de Hurtere's drie vier geslachten verre. Willem Bersmacher, Tristâo Vernes van Brugge, Antonio Brune, enz. telden onder de eerste ontginners van Fayal. Aangetrokken door den bloeienden toestand dier gewesten kwamen de Portugeezen ook hen alginder vestigen. En alzoo, door ineenmenging met deze vreemdelingen en bij gemis aan andere inwijkingen van Vlamingen, verloren onze landgenooten aldra hunne tale en hun zuiver Vlaamschen aard. Deze eerste volkszettingen moeten wel gewichtig geweest zijn, aangezien die eilanden van eersten af den name gedregen hebben van ‘Vlaamsche Eilanden’. Reeds in 1494 staat hij geboekt. Heden nog, doen menige namen van vlekken en dorpen denken aan 't verblijf en den invloed der eerste ontginners. In Terceira vinden we nog de Ribeyra dos Flamengos, in Fayal, nabij de hoofdstad Horta, een dal en dorp dos Flamengos. Daarbij, de vlaamsche aard en ging niet geheel en al verloren. Honderd jaar daarna, mocht Jan Huyghen van Linschoten, die Fayal bezocht had, getuigen dat van de | |
[pagina 190]
| |
Neerlanders ‘noch een groote afkomste en geslacht ghebleven is, die alle in 't wesen ende personen ende van haar Neerlanders gelijck zijn’. Ook H. Simroth schreef in 1887 dat heden nog eene bijzondere wijze van kaasbereiding en sommige bijzonderheden in de volkskleederdracht herinneren aan de Vlamingen van de jaren 1400. Na dit alles, verwondert het ons te zien dat J. Mees de belangrijkheid van deze Vlaamsche volkzettinge wilt verminderen. En dat hierom: omdat geen een oorkonde hier in Vlaanderen, en geen een chronieke en gewaagt van talrijke uitwijkingen naar de Azoren. Dat kan aardig schijnen, maar mogen we daarom besluiten: ze en gewagen van geen uitwijkinge, dus 't moet zijn dat ze niet belangrijk en is? Laat ons zien. Drij schrijvers vermelden 't uitwijken van Vlamingen. Eerst twee die al gindsche gewesten geleefd hebben en ermede in onderhandeling waren: Martin Behaim en Valentin Fernandez, die beiden leefden op 't einde der XVe eeuwe, dus toen de eerste volkzetters nog in leven waren. Welnu de eerste spreekt van 2000 Vlaamsche uitwijkelingen, de andere stipt aan dat Joos de Hurtere Brugge verliet met 15 ambachtslieden. J. Mees en wilt niet steunen op die gegevens, omdat, zegt hij, men maar weinig en mag voortgaan op de gestalten die in de chronijken voorkomen. Daarna wendt hij hem tot onze Vlaamsche chronijkschrijvers. Ziet hier wat hij vindt bij Romboudt de Doppere, op 't jaar 1494, (dus 30 jaar na de uitwijkinge). ‘De nakomelingen van de Hurtere van Brugge hebben een eiland beboerd, Ille de Madere....; van daar zenden ze wijn naar Brugge....’ 't Is al. En J. Mees roept uit: we zijn dus verre van de 2000 man door Behaim op gegeven! de Doppere en spreekt maar van éen gezin! Dus onze Vlaamsche volkszettinge en is niet zeer gewichtig! Maar bemerkt dat de Doppere spreekt bij toeval over die eilanden (misschien ter gelegenheid van 't aankomen van wijn uit Fayal) en dat hij spreekt van éen gezin, waarschijnelijk omdat hij ze kende die de Hurtere's, die gelijk hij Bruggelingen en van aanzien waren. Is 't dat de Doppere noch andere chronijkschrijvers van niet meer uitwijkelingen en gewagen, 't kan zijn omdat ze geen andere en konden aanstippen of 't niet noodig en meenden ze aan te stippen. Dus, is 't dat er geen stellige bewijzen en zijn om 't getal uitwijkelingen vast te stellen, aan een anderen kant vinden we dat we uit 't zwijgen der tijdgenooten niets en mogen besluiten tegen de gewichtigheid dier volkszettinge, zooveel te meer dat 't zelfde aan te stippen valt voor de vlaamsche uitwijkingen naar Duitschland in de XIIe en XIIIe eeuwe. Daarbij hebben we redenen om de tegenovergestelde meening te behouden: de deerlijke toestand waarin ons land toen verkeerde, het welgelukken en de rijke vruchten die de ontginninge der Azoren voortbracht, 't aanvragen der Portugeezen, in 't bijzonder van gravinne Isabelle, en 't voorbeeld en 't opwekken der reeds uitgeweken Vlamingen, dit alles moet de anderen meêgesleept hebben; en dan als we bedenken dat de namen van ‘Vlaamsche Eilanden, Nieuw Vlaanderen’ zoo vroeg en zoo lang algemeen gekend zijn, en dat heden nog oord- en maagschapnamen, overleveringen en gebruiken aan de Vlamingen herinneren, zoo vinden we 't geoorloofd vast te | |
[pagina 191]
| |
houden aan de oude meeninge, te weten dat de Vlaamsche volkszettinge op de Vlaamsche Eilanden, zoo voor 't getal uitwijkelingen als voor de uitwerksels, waarlijk belangrijk mag heeten en een roemrijke daadzake is in de geschiedenisse van Vlaanderen. V.E. |
|