Biekorf. Jaargang 13(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Te lande WAT zwieren toch te lande vrij langs 't veld en door de boomen die gulle zwepen zoelen wind die van zooverre komen. Wat spant de lucht er eindloos wijd en diep en blauw zijn bogen, zijn bodemlooze bad, en zie 'k er zat in beî mijne oogen. Het wolkgevaarte rijdt er vrij door 't blauwe veld zijn voren en nooit geen stinkend stoomgeweld dat komt zijn wegen storen. De kele los, in 't luistrend hout, de vogels hier hun slagen aan 't slaan zijn, nooit en komt hen hier 't gewoel van stad verjagen. Van stad! en ach! van stad ben ik een kind! Zoo gulzig dronken kwam' drinken ik zoo dikwijls mij aan zielsgenot hier; schonken mij stad en al wat stadsch is niet het brood! En bleef mijn leven met geen zoo zware kluisters aan de straat haar steenen kleven, [pagina 168] [p. 168] hoelang, hoelang al had ik mij aan 't angstend mij omsmachten dier koude muren losgerukt, en aan de halve-nachten die dag men noemt daar! 'K schame mij, want, ieder van de trekken mijns ademhalens moet onrein de reine lucht hier vlekken. En toch, mijn hert zet uit hier, 't zwelt aan stukken al de banden die, 't smachtend, stadsvernependhêen er één voor één om spanden. Geen dolle jacht hier, geen gejoel, geen angstigend misbaren, noch 't dreigen, noch 't geweld van op- geruide muiterscharen. Geen halfgeloken oogen die u, kwaadgezind, beloeren langs de ongebaande wegen, waar u stout uw stappen voeren. Geen tongen gaan hier!... Landsche rust en landsche onstoorbaarheden, of wilt gij immer vluchten mij onwillig kind der steden? 'k Heb rust gezocht, en vond ze niet, 'k zocht stilte en vrije wegen en nooit en kwam ik anders iets als drukkende onrust tegen. Bij U is rust! - Of zijn 't alwêer slechts beelden uit mijn droomen, die smelten en in niet vergaan zoodra ze nader komen? 13/5/02 C. Gezelle Vorige Volgende