Biekorf. Jaargang 13(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lied op deun gedicht bij 't vijf en twintigste verjaren van 't klooster der Arme Claren te Nieuwpoort, 1901. ONTSLOTEN zij het binnenslot! Ontbonden zij de tong! Naar hoog en heilig vreugdgenot, Komt, zusters, oud en jong! Komt, Brugge, komt, Oostende, bij, En zingt te samen mede Het eerste en zilvren jubeltij Van Nieuwpoort's kloosterstede. Reeds driemaal had het Moederhuis, Door Gods genâ gericht, In 't vrome Vlaandren kerk en kluis Voor maagdendeugd gesticht; Doch arme Clara vond haar nood Te klein in rijke streken, En wenschte, in 't duinenzand haar brood Bij arme liên te breken. Een edel hert begreep heur klacht: In stille duinenstad, [pagina 87] [p. 87] Nabij de zee, die, dag en nacht Haar weelied spelt en spat, Zou dag en nacht 't gebedenwee Meêmurmlen met de baren, En stormen over land en zee Door zegenzoen bedaren. Het Slot rees machtig in de lucht; Doch zij, die 't bouwde, o God! Nam hooger nog haar vroege vlucht Naar bovenaardsch genot. Wee! Wie zou in den nood voorzien, En 't wanklend werk voltrekken? En hoe, bij schaamle visschersliên, Een bedeldisch bedekken? Hij, God, die visch en vogel voedt, Die alles richt en leidt, Die, immer voor zijn kinders goed, Zijn schatten openspreidt! En kwam geen dag er zonder nood Binst vijf en twintig jaren, Geen dag en kwam ook zonder brood De kluizen bingevaren. Hij had voor elk met overvloed Zijn gaven uitgezocht: Aan de eene schonk hij lichten voet Tot zwaren bedeltocht; En zond ze, als noeste bietjes uit, In Vlaandrens rijke velden, Vanwaar zij weer met eierbuit Ter stille cellen snelden. Aan andre schonk Hij taai geduld En milde moederdeugd, Om kinders, wijs en vrij van schuld Te leiden door hun jeugd; [pagina 88] [p. 88] Aan allen - liefde en ijver, om In bidden en in boeten, De goedheid van den Bruidegom Door nacht en dag te groeten. Zij de eere van dien zilverdag Aan Hem dan toegezeid! En 't weze, alwaar men 't hooren mag, Blijmondig rond gespreid, Dat Nieuwpoort's slot, gesteund op Hem, Die alle macht kan dwingen, Verhoopt eens met nog blijder stem Zijn goudgetij te zingen. A.D. Vorige Volgende