Biekorf. Jaargang 13
(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 6] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Kuipersambacht te Brugge
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit stuk, volgens de boekbinder het verklaarde, was in 't vlaamsch opgesteld en handelde over een geschil, ontstaan ter oorzake van 't aanveerden van eenen leerknecht in de nering.’ De oorspronkelijke stukken, tot die handvesten behoorende, vinden wij, in 't handschrift van Eerw. Heer Dienberghe, gerangschikt en beschreven als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Inventaris der Archiven competerende kuypers-ambagt.A) In het kleyn kiste met yser slot.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B) Kofferken in 't leer.
Eene aanteekening, daarop volgende, brengt ons ter kennis dat het onderzoek van bovengemelde stukken en hunne schriftelijke opname of inventaris ten jare 1800 gedaan wierd, in 't huis van kuiper Naert, toen ter tijde gouverneur van 't ambacht. *** Een der aanzienlijkste weldoeners van het brugsche kuipersambacht was het edel gezin de Gros. Immers ‘op den 24 December 1477, verkreeg de nering, van mynheer Jan de Gros en zyne gemalin Guye de Messey, het altaer, hun toebehoorende, staende in het einde der zuidbeuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van St Jacobskerk, mits de voorwaerde er jaerlijks eene solemneele mis te doen zingen; en, na hun overlyden, een jaergetyde.’ Nopens de zoo milde en edele stichters van Sint-Leenaarts kapelle, deelt J. Gailliard in zijn werk ‘Bruges et le Franc’Ga naar voetnoot(1) ons de volgende inlichtingen mede: ‘Jan de Gros, ridder, heere van Tardt, Marliens, Crissey en Nieuwlande, was zoon van Jan en Pieternelle van Royen. Geheimschrijver van Philips-den-Goede in 1442; eerste staatsschrijver van Karel-den-Stoute alsook van Maria van Burgondie; ridder van het gulden Vlies in 1473 en, in 1481, schatbewaarder van dezelfde orde, wierd hij nadien huismeester van keizer Maximiliaan. Hij stierf, den 13en in December of Wintermaand 1484, te Dijon, waar hij ter aarde besteld wierd in Sint-Medardus' kerk, binnen de kapelle die zijnen naam voert. ‘Jan de Gros was in eerste huwelijk getreden met Guy de Messey, overleden te Bergen, op den 23 September of Herfstmaand 1482, en aldaar in Sint-Waudru's kerke begraven. Zij was de dochter van Willem, ridder, heere van Messey, Rains, Braigny, Cutray, en van Johanna Hugonet, zuster van den kanselier Hugonet, te Gent onthoofd. ‘Jan de Gros, die in tweede huwelijk was getreden met Maria de Chambellan, dochter van Hendrik, liet te Brugge, op den hoek der Ezelbrugge, het heerenhuis de Gros bouwen, alwaar aartshertog Maximiliaan, in 1488, wierd opgeslotenGa naar voetnoot(2). ‘Jan de Gros en zijne gemalin Guye de Messey waren groote weldoeners van Sint-Jacobskerke en stichten er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kapel, aan Sint-Leenaart toegewijd, ze naderhand aan de nering der kuipers afstaande. ‘Vóór den autaar, lag er een witten marmersteen, met Jans wapens bekleed, en waarop het navolgende te lezen stond: A la Mémoire
de Noble homme Jean de Gros,
en son vivant
conseiller et trésorier de l'ordre de la Toison d'Or,
de Monseigneur Charles duc de Bourgogne
comte de Flandre,
qui trépassa le 13 Décembre 1484,
et de Damoiselle Guye de Messey,
fondateur et fondatrice de cette chapelle
laquelle ils ont cédé
à ceux du métier de cuveleries de cette ville de Bruges,
par lettres passées
devant les magistrats de cette ville de Bruges
De geuzen die, in 1580, te Brugge de overhand hadden, waren nauwelijks meester of zij gingen aan 't rooven, aan 't plunderen, aan 't beeldstormen. Al de autaren, al de prachtige grafsteden, al de zoo rijk geschilderde vensters, de doxaal werden, in St-Jacobskerke, door de moedwilligheid der onverbiddelijke ketters ‘geraseerd ende afgebroken’Ga naar voetnoot(2). Sint-Leenaarts kapelle en de grafzerk van Jan de Gros wierden ook niet gespaard, zoo het klaar schijnt te blijken uit aanteekeningen, in 't handschrift bevat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder andere, vinden wij er de volgende Memorie: ‘Jcy gist Noble homme Jean de Gros en son vivant conseiller et trésorier, etc. ‘Den onderschreven heer versouckt aen deken ende eedt van den ambagte van de Cuypers binnen Brugge dit bovenstaende te mogen doen stellen op de serksteen van myn Heer Jan de Gros. Brugge, den 1 April 1731. Ondt. F. de Vooght-Wintsvelde.’ ('t Vervolgt) Edm. De Vos |
|