Biekorf. Jaargang 13(1902)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mijn pijken en ik. Het: ZEG! waarom mijn herte gloeien, En mijn kopken zoo verbloeien Dat ik uitverkanker schier? Ik: Ontstaan en Vergaan, is Uw lot - door het vier! Het: Zeg! Nu wit van kop en kroone, Sta 'k niet rein genoeg en schoone? Waarom vlekt gij mijnen steert? Ik: Zwart heerdje, Bruin steertje: Ei! goud zijt gij weerd! Het: Zeg! waarom, bij heele bekken, Wolken uit mijn longen trekken, Wijl gij hoofd en ooge spant? Ik: Uw kolken- de wolken Verheldren 't verstand! [pagina 69] [p. 69] Het: Zeg! waarom uwe oogen droomen, Wijl mijn blauwe krinkels doomen En vervliegen in de lucht? Ik: Zoo kwamen, Zoo namen Mijn vreugden de vlucht! Het: Zeg! ik voel mijn steenen kopken Schudden onder stil een klopken, En gij stekt mij bij den nek! Ik: Zoo stop ik, En dop ik U weer in uw rek! A.D. Vorige Volgende